Kifid: opslagwijzigingsbeding onvoldoende transparant
Geplaatst op
15 juni 2017In de categorie
UitspraakIn een tweetal klachten over het opslagwijzigingsbeding bij Euribor gerelateerde geldleningen zijn Consumenten door de Geschillencommissie van Kifid in het gelijk gesteld. De Geschillencommissie oordeelt dat in de opslagwijzigingsbedingen en in de overige leningdocumentatie door respectievelijk ABN AMRO Bank en ING Bank aan Consumenten niet duidelijk is gemaakt onder welke omstandigheden, volgens welke mechanismen en in welke mate de opslag kan worden gewijzigd. De bedingen worden onredelijk bezwarend geacht en moeten worden vernietigd. De geldverstrekkers dienen de door Consumenten te veel betaalde opslag terug te betalen.
Vereiste transparantie ontbreekt
De Geschillencommissie heeft de opslagwijzigingsbedingen van deze geldleningen ambtshalve getoetst. De Geschillencommissie is van oordeel dat de opslagwijzigingsbedingen kunnen worden aangemerkt als oneerlijke bedingen als bedoeld in onderdeel j van de Bijlage bij de Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 die gaat over het oneerlijke karakter van bedingen in consumentenovereenkomsten. In de opslagwijzigingsbedingen en in de overige leningdocumentatie wordt op geen enkele manier duidelijk gemaakt onder welke omstandigheden, volgens welke mechanismen en in welke mate de opslagen kunnen worden gewijzigd. Dat brengt de Geschillencommissie tot het oordeel dat Consumenten niet op voorhand in staat zijn gesteld om op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de economische gevolgen te voorzien die voor hen uit het beding voortvloeien. De opslagwijzigingsbedingen voldoen niet aan de transparantie zoals de Richtlijn vereist. De opslagwijzigingsbedingen zijn onredelijk bezwarend en moeten worden vernietigd op grond van artikel 6:233 sub a BW, aldus de Geschillencommissie. Onder toepassing van artikel 3:41 BW blijft de rest van de overeenkomst in stand.
Ambtshalve toetsing maakt verschil
In het verleden zijn klachten van consumenten omtrent de wijziging van de opslag op het Euribortarief door de Geschillencommissie en de Commissie van Beroep afgewezen. Zie onder meer de op de website gepubliceerde uitspraken: GC Kifid 2014-199, GC Kifid 2014-311 en GC Kifid 2014-319. In die eerdere uitspraken oordeelden de Geschillencommissie en de Commissie van Beroep dat de geldverstrekker de opslag mocht verhogen omdat de opslagwijzigings-bevoegdheid duidelijk tussen partijen was overeengekomen. In desbetreffende klachten was niet komen vast te staan dat de bank consumenten onvoldoende had geïnformeerd. Ook was niet komen vast te staan dat de bank de wijzigingsbevoegdheid had gebruikt op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Inmiddels is het in de rechtspraak gebruikelijk dat de rechter, na partijen de gelegenheid te hebben gegeven over en weer hun standpunt kenbaar te maken, in beginsel het onredelijk bezwarende karakter van een opslagwijzigingsbeding ambtshalve toetst. De Geschillencommissie volgt die werkwijze.
De uitspraak in de klacht van Consument tegen ABN AMRO Bank is niet-bindend; in de klacht van Consument tegen ING Bank is sprake van een bindende uitspraak. Voor beide uitspraken geldt dat partijen binnen zes weken beroep kunnen aantekenen bij de Commissie van Beroep. Voor de niet-bindende uitspraak geldt dat partijen de zaak ook aan de rechter voor kunnen leggen.
Voor de volledige uitspraken: 2017-362, 2017-364
Voor meer informatie: www.kifid.nl