Kifid: vonnis geen reden om compensatieregeling niet toe te passen
Geplaatst op
20 januari 2022In de categorie
UitspraakTwee consumenten komen alsnog in aanmerking voor de compensatieregeling van Interbank voor mogelijk te veel in rekening gebrachte rente op doorlopend krediet. Dat de rechtbank beide consumenten eerder heeft veroordeeld tot betaling van een nog openstaande vordering van de kredietverstrekker op dit krediet doet hier niets aan af. Interbank heeft beide consumenten ten onrechte uitgesloten van de compensatieregeling. De kredietverstrekker moet de rentecompensatie voor deze consumenten opnieuw berekenen vanaf 1 januari 2005, zo blijkt uit de vandaag gepubliceerde uitspraak van de Geschillencommissie van Kifid.
In deze klachtzaak gaat het over een doorlopend krediet dat beide consumenten in november 2003 hebben afgesloten bij IDM Bank. Vanaf 2005 is IDM-Finance de kredietverstrekker, later weer overgenomen door Interbank. In mei 2020 begint Interbank met het compenseren van klanten met een doorlopend krediet voor mogelijk te veel betaalde rente. Dit naar aanleiding van uitspraken van de Commissie van Beroep van Kifid. De beide consumenten menen dat ook zij in aanmerking komen voor de compensatieregeling. De kredietverstrekker betwist dit. Deze beide consumenten zijn eerder bij verstek door de rechtbank veroordeeld tot het betalen van een nog openstaande vordering op dit krediet. Om die reden laat de kredietverstrekker deze consumenten buiten de compensatieregeling. De consumenten beklagen zich hierover bij Kifid. Zij menen recht te hebben op compensatie en wel over de periode vanaf 1 januari 2005 en niet pas vanaf 1 januari 2008 zoals de compensatieregeling van de kredietverstrekker vermeldt.
Eerder vonnis geen reden voor onthouden compensatie
Volgens de kredietverstrekker mag Kifid de klacht van beide consumenten niet inhoudelijk beoordelen, omdat een rechter hierover al eerder heeft beslist. De Geschillencommissie stelt vast dat de kredietverstrekker bij de rechtbank Rotterdam met succes een procedure tegen beide consumenten heeft gevoerd om een openstaande vordering op hun doorlopend krediet alsnog betaald te krijgen. Bij de rechtbank ging het geschil over de betalingsverplichting samenhangend met de overeenkomst voor het doorlopend krediet. Dat is iets anders dan waar het in de klacht bij Kifid over gaat: de ontwikkeling van de rentevergoeding voor het doorlopend krediet. Het eerdere vonnis is daarom geen belemmering voor de Geschillencommissie van Kifid om de klacht van deze consumenten te behandelen. Evenmin is het eerdere vonnis reden om deze consumenten van de compensatieregeling uit te sluiten.
Vaste lijn bij Kifid
Bij een doorlopend krediet mag de consument redelijkerwijs verwachten dat het rentetarief van zijn krediet stijgt en daalt naarmate de relevante marktrente in het algemeen stijgt en daalt, aldus de vaste lijn bij Kifid. Begin 2020 heeft de Commissie van Beroep geconcludeerd dat de rentereeks uit het deskundigenrapport (CvB 2019-005c) gebruikt moet worden als referentie voor de relevante marktrente. Ook voor beide consumenten in deze klachtzaak geldt dat zij mochten verwachten dat het rentetarief van hun doorlopend krediet gedurende de looptijd mee beweegt met de relevante marktrente. Zij hebben recht op compensatie, aldus de Geschillencommissie.
Bij het sluiten van de kredietovereenkomst is duidelijk wat het verschil is tussen de individuele kredietvergoeding en het gemiddelde rentetarief in de markt. De kredietverstrekker moet zorgen dat dit verschil, dat dus bij aanvang van de kredietovereenkomst is bepaald, gedurende de looptijd van het krediet wordt gehandhaafd. Wanneer van dat verschil wordt afgeweken in het nadeel van de consument, heeft de consument recht op rentevergoeding. Als de consument er voordeel van heeft gehad dat de rente niet steeds met de relevante marktrente heeft meebewogen, dan mag de kredietverstrekker dat in de berekening meenemen en hoeft deze alleen terug te betalen wat de consument per saldo te veel heeft betaald (zie CvB-uitspraak 2021-0015).
Kredietvergoeding hoger of lager dan referentierente maakt geen verschil
Volgens de kredietverstrekker is er geen recht op rentecompensatie gedurende de periode dat de individuele kredietvergoeding lager is dan de referentierente. De Geschillencommissie ziet dit anders en houdt vast aan de eerder door de Commissie van Beroep uitgezette lijn. Voor het recht op rentecompensatie maakt het niet uit of de kredietvergoeding hoger of lager was dan de referentierente. Ook terwijl de kredietvergoeding lager was dan de referentierente kan aan de consument te veel rente in rekening zijn gebracht. De individuele kredietvergoeding moet gedurende de gehele looptijd van het doorlopend krediet in de pas blijven met de referentierente.
Referentierente ook vóór 1 januari 2008
De kredietverstrekker heeft bezwaar tegen het gebruik van de referentierente zoals aangegeven in het deskundigenrapport. Die zou volgens de kredietverstrekker niet de reële gemiddelde marktrente weergeven vóór 1 januari 2008. De Geschillencommissie gaat hier niet in mee. De referentierente is het gemiddelde van vergelijkbare rentes en kenbaar uit openbare bronnen. Het verloop van het gemiddelde weerspiegelt de beweging in de relevante markt. Voor het berekenen van de rentecompensatie moet de kredietverstrekker de referentierente gebruiken zoals weergegeven in het deskundigenrapport. De Commissie van Beroep heeft dit vorig jaar in enkele uitspraken (CvB 2021-0015 en CvB 2021-0021) opnieuw bevestigd. De argumenten van de kredietverstrekker geven geen aanleiding om hiervan af te wijken. De kredietverstrekker dient de rentecompensatie voor het doorlopend krediet van beide consumenten te berekenen vanaf 1 januari 2005.
Conclusie
De slotconclusie is dat de kredietverstrekker de rentecompensatie voor het doorlopend krediet van beide consumenten opnieuw moet berekenen op basis van de genoemde referentierente en vanaf 1 januari 2005. De kredietverstrekker mag voor het meebewegen van het rentetarief uitgaan van aanpassingen per kwartaal. Wanneer uit de herberekening blijkt dat de consument meer heeft betaald dan de kredietverstrekker in rekening mocht brengen, dan moet de kredietverstrekker de te veel betaalde rente terugbetalen.
De uitspraak GC 2022-0029 van de twee consumenten tegen kredietverstrekker Interbank is bindend.