Commissie van Beroep: Van Lanschot moet productopslag wel meenemen in vergelijkingsrente
Geplaatst op
2 april 2020In de categorie
UitspraakBij een tussentijdse aanpassing van het rentetarief mag de bank een vergoeding vragen voor misgelopen rente. Bij de berekening van die vergoeding moet Van Lanschot in dit geval de door haar ingevoerde productopslag van 0,2% wel meenemen in de vergelijkingsrente. Zo blijkt uit de vandaag gepubliceerde uitspraak van de Commissie van Beroep van Kifid. De uitkomst van de beroepsprocedure komt overeen met de slotconclusie in de uitspraak van de Geschillencommissie van augustus vorig jaar. Echter, de Commissie van Beroep baseert haar oordeel op wat de consument en de bank hebben afgesproken. Dat is anders dan de Geschillencommissie, die haar beslissing had gebaseerd op de AFM-Leidraad.
De consument heeft een hypotheek bij Van Lanschot, waarvan de rente in 2015 voor vijf jaar is vastgezet. Hij maakt eind 2017/ begin 2018 gebruik van de mogelijkheid om zijn aflossingsvrije hypotheek bij de bank tussentijds om te zetten naar een lager rentetarief, ook wel renteconversie genoemd. Vanwege deze tussentijdse aanpassing van het rentetarief, vraagt de bank een vergoeding voor misgelopen rente-inkomsten. Voor de berekening van die vergoeding gebruikt de bank een overeengekomen formule, die is gebaseerd op het verschil tussen de oude overeengekomen (hogere) standaardrente en de actuele (lagere) standaardrente. Die laatste rente noemt de bank ‘vergelijkingsrente’. In die vergelijkingsrente heeft de bank de ingevoerde opslag van 0,2% voor aflossingsvrije hypotheken niet meegenomen. De consument vindt dat die opslag wel meegenomen moet worden; de vergoeding die hij aan Van Lanschot moet betalen valt dan lager uit.
Sinds 2016 rekent Van Lanschot een productopslag van 0,2% voor aflossingsvrije hypotheken, omdat het risico op restschulden bij dat soort hypotheken groter is dan bij andere hypotheken. In het nieuwe, lagere rentetarief dat de consument na de renteconversie is gaan betalen, zit dus deze opslag van 0,2%.
Opslag wel of geen rentecomponent
Volgens de bank zou de opslag van 0,2% geen rentecomponent zijn. Die redenering volgt de Commissie van Beroep niet. In de offerte rond de renteconversie telt de bank de productopslag van 0,2% en het standaardrentepercentage bij elkaar op tot ‘nominaal rentepercentage’. Dat rechtvaardigt de conclusie dat ook de bank de opslag ziet als een rentecomponent. De Commissie van Beroep concludeert dat de consument en de bank zijn overeengekomen dat de productopslag is op te vatten als rente.
Opslag en standaardrente
In de voorwaarden hebben de begrippen ‘standaardrente’ en ‘vergelijkingsrente’ geen vastomlijnde betekenis. De voorwaarden vermelden wel uitdrukkelijk dat bij het berekenen van de vergoeding voor misgelopen rente, gebruik wordt gemaakt van de standaardrente ‘zonder persoonlijke opslagen en/of kortingen’. Deze toevoeging duidt erop dat de standaardrente wel opslagen omvat. Immers, als in de standaardrente in het geheel geen opslagen zijn opgenomen, dan zou een dergelijke toevoeging niet nodig zijn. De Commissie van Beroep oordeelt dat het begrip ‘standaardrente’ ook opslagen omvat.
Persoonlijke opslag of niet
Wanneer er sprake is van een persoonlijke opslag, dan neemt de bank die volgens het contract niet mee in de vergelijkingsrente. De bank stelt dat de 0,2%-opslag moet worden gezien als een persoonlijke of individuele opslag. De Commissie van Beroep volgt deze redenering niet. De opslag van 0,2% noemt de bank in haar offerte ‘productopslag’. Daarmee suggererend dat de opslag samenhangt met het product en niet met de persoonlijke omstandigheden van de betrokken consument. De consument heeft uit de productinformatie of voorwaarden ook niet anders kunnen begrijpen. De Commissie van Beroep oordeelt dat de opslag van 0,2% geen persoonlijke opslag is.
Misgelopen rente
Als in de vergelijkingsrente de 0,2% opslag niet wordt meegenomen, betaalt de consument een hogere vergoeding. In die vergoeding is in dat geval rekening gehouden met een 0,2% opslag, die de bank in werkelijkheid niet zal mislopen. Immers, de 0,2% opslag is opgenomen in het nieuwe rentetarief dat de consument betaalt na de renteconversie. Het strookt niet met de bedoeling van de vergoedingsregeling dat de consument tweemaal betaalt voor zijn keuze voor renteconversie.
Dit alles brengt de Commissie van Beroep tot het eindoordeel (uitspraak CvB 2020-011) dat de bank in deze situatie bij het berekenen van de vergoeding voor misgelopen rente een vergelijkingsrente moet gebruiken, waarin de productopslag van 0,2% wordt meegenomen. De uitspraak van de Geschillencommissie GC 2019-550 blijft overeind.