Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2020-630
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. A.P. Luitingh, mr. C.E. Polak, leden en mr. A.C. Bek, secretaris)
Klacht ontvangen op : 27 mei 2019
Ingediend door : Consument
Tegen : de Volksbank N.V., h.o.d.n. Regiobank, gevestigd te Utrecht, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 30 juli 2020
Aard uitspraak : Niet-bindend advies
Bijlagen : Relevante artikelen van:
1. Agreement between the United States of America and the Kingdom of the Netherlands to Improve International Tax Compliance and to Implement FATCA (NL IGA);
2. Annex II van de NL IGA (III Exempt Products);
3. Algemene Bankvoorwaarden (ABV);
4. Reglement Privérekening RegioBank;
5. Voorwaarden Betaalrekening Plus Betalen;
6. Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (Wib);
7. Uitvoeringsbesluit internationale bijstandverlening bij de heffing van belastingen (Uitvoeringsbesluit Wib);
8. Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PAD);
9. Wet op het financieel toezicht (Wft);
10. Leidraad FATCA / CRS met technische toelichting bij de NL IGA en de CRS-wetgeving (de Leidraad);
11. Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft);
12. Beantwoording Kamervragen over uitwerking FATCA van 18 maart 2019;
13. Besluit van 23 juni 2020, nr. 2020-115390, Leidraad FATCA/CRS met technische toelichting bij de NL IGA en de CRS-regelgeving (Besluit van 23 juni 2020, nr. 2020-115390);
14. Convenant inzake een Pakket Primaire Betaaldiensten (Convenant Basisbetaalrekening).
Samenvatting
Op grond van de Amerikaanse wet ‘Foreign Account Tax Compliance Act’ (FATCA) en de ‘Intragovernmental Agreement model 1’ tussen Nederland en de VS (NL IGA), heeft de Bank Consument, die is geboren in de Verenigde Staten van Amerika, verzocht een U.S. Taxpayer Identification Number (US TIN) of een Certificate of Loss of License (CLN) aan te leveren. De klacht van Consument ziet enerzijds op de door de Bank aangezegde beëindiging van zijn rekeningen in verband met het niet aanleveren van een US TIN of een CLN en anderzijds op de weigering van de Bank een basisbetaalrekening aan hem te verstrekken. De Commissie oordeelt dat de Bank gerechtigd is de relatie met Consument op te zeggen en dat zij onder de huidige omstandigheden niet verplicht is een basisbetaalrekening aan Consument te verstrekken. De Commissie wijst de vorderingen van Consument daarom af.
Naschrift
Over de zaak in deze Kifid-uitspraak heeft de kort geding rechter zich eind december 2020 uitgesproken. Deze uitspraak van de Rechtbank Midden Nederland met nieuwsbericht is te vinden op rechtspraak.nl.
1. Procesverloop
De Commissie beslist met inachtneming van het Reglement Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (hierna: het Reglement) en op basis van de volgende stukken inclusief bijlagen:
· de door Consument ingediende klacht;
· het verweerschrift van de Bank;
· de repliek van Consument;
· de dupliek van de Bank;
· de ter zitting door beide partijen overgelegde pleitnotities;
· de aanvullende reactie van de Bank na de hoorzitting, in verband met nieuw aangedragen argumenten door (de advocaat van) Consument ter zitting;
· de reactie van (de advocaat van) Consument op de reactie van de Bank na de hoorzitting.
De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.
Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 19 december 2019 en zijn aldaar verschenen.
2. Feiten
De Commissie gaat bij de beoordeling van dit geschil uit van de volgende feiten:
2.1 Consument is geboren in de Verenigde Staten van Amerika (hierna: de VS) en is met zijn ouders op 1-jarige leeftijd naar Nederland verhuisd. Consument woont sindsdien in Nederland.
2.2 Op grond van de Amerikaanse wet ‘Foreign Account Tax Compliance Act’ (hierna: FATCA) en de ‘Intragovernmental Agreement model 1’ tussen Nederland en de VS (hierna: NL IGA, zie bijlage 1 en Annex II in bijlage 2) zijn Nederlandse financiële instellingen met ingang van
1 juli 2014 verplicht jaarlijks te rapporteren aan de Nederlandse Belastingdienst over rekeningen van personen die belastingplichtig kunnen zijn in de VS (hierna: US Person(s)). Hieronder vallen ook personen die in de VS zijn geboren en dan ook de Amerikaanse nationaliteit hebben, ook al hebben zij de rest van hun leven in het buitenland gewoond (zogenoemde ‘Accidental Americans’, tot welke groep Consument behoort). De VS beoogt door middel van FATCA belastingontduiking door US Persons tegen te gaan. Financiële instellingen zijn verplicht om onder meer het fiscale identificatienummer (U.S. Taxpayer Identification Number, hierna: US TIN) van een US Person door te geven aan de Belastingdienst, die vervolgens de gegevens doorgeeft aan de Amerikaanse belastingdienst (de Internal Revenue Service, IRS).
2.3 Consument hield een betaalrekening en een beleggingsrekening aan bij Van Lanschot Bankiers (hierna: Van Lanschot). Vanwege de beëindiging van de beleggingsrekening is ook de betaalrekening bij Van Lanschot beëindigd.
2.4 Op 12 juli 2018 heeft Consument, in verband met de beëindiging van zijn rekeningen bij Van Lanschot, twee betaalrekeningen bij de Bank aangevraagd. In de Overeenkomst RegioBank Betaalpakket is, voor zover relevant, opgenomen:
“Deze overeenkomst komt direct tot stand. Er geldt wel een ontbindende voorwaarde. Als Rekeninghouder het identificatie- en acceptatieproces van RegioBank niet met goed gevolg doorloopt, dan wordt de overeenkomst automatisch ontbonden.”
2.5 Op het formulier ‘Klantgegevens’ is, voor zover relevant, het volgende ingevuld:
“Bent u (ook) fiscaal inwoner van een ander land dan Nederland? Nee
(…)
Ondergetekende verklaart:
• (…)
• in te staan voor de juistheid van de ingevulde gegevens”
2.6 Bij de aanvraag van de betaalrekeningen is Consument onder andere akkoord gegaan met de Algemene Bankvoorwaarden, het Reglement Privérekening RegioBank en de Voorwaarden Betaalrekening Plus Betalen. De relevante bepalingen van deze stukken zijn als bijlage 3, 4 en 5 bij deze uitspraak opgenomen.
2.7 Op 19 juli 2018 heeft de Bank Consument per brief als volgt bericht:
“(…) Voordat we de overeenkomst definitief maken en u uw nieuwe rekening(en) kunt gebruiken, hebben we nog enkele gegevens van u nodig. Een belastingverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten verplicht ons om bij te houden of onze klanten mogelijk belastingplichtig zijn in de VS. Dat vragen we op bijgevoegd formulier.
Lever het formulier in voor 26 juli 2018
(…) Uit het formulier blijkt of we nog meer documenten nodig hebben, zoals uw Certificate of Loss of Nationality of the United States. (…)
Lever het formulier altijd in
Het is belangrijk dat u het formulier inlevert, ook als u op geen enkele manier banden heeft met de VS, of als u al belasting betaalt aan de VS. Als u niet reageert, moeten we uw rekening(en) helaas annuleren.
(…)
Waarom vragen we deze informatie?
Net als andere financiële instellingen is RegioBank per 1 juli 2014 verplicht om van haar klanten bij te houden of ze mogelijk belastingplichtig zijn in de VS. Dit vloeit voort uit de Foreign Account Tax Compliance Act (FATCA), een Amerikaanse wet waarmee de VS belastingontduiking en zwart sparen in het buitenland wil tegengaan. (…)”
2.8 Op 23 juli 2018 heeft de Bank Consument bericht dat zij het formulier ‘Bepalen belastingstatus Verenigde Staten’ nog niet ingevuld retour had ontvangen.
Consument heeft daarom op 24 juli 2018 het formulier alsnog ingevuld en heeft hierop aangekruist dat zijn US TIN nog in aanvraag is. Consument heeft een kopie van het door hem op 24 juli 2018 ingevulde W9-formulier (Request for Taxpayer Identification Number and Certification) aan de Bank verstrekt.
2.9 Op 8 augustus 2018 heeft Consument de Staatssecretaris van Financiën aangeschreven en heeft in zijn e-mail aandacht gevraagd voor zijn situatie. In het antwoord van 9 augustus 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën onder meer geschreven:
“(…) Van belang in deze is dat de FATCA-regels financiële instellingen buiten de Verenigde Staten verplicht gegevens te rapporteren over Amerikaanse staatsburgers. Nederlandse banken zijn derhalve verplicht (en kunnen daarvan dus niet afwijken) vast te stellen of een van hun klanten onder de Amerikaanse regelgeving valt en zij moeten dan jaarlijks aan de Nederlandse Belastingdienst informatie verstrekken. Nederland kan dit Amerikaanse stelsel niet veranderen.
(…)”
2.10 Op 8 februari 2019 heeft de Bank Consument per brief nogmaals verzocht het formulier ‘Bepalen belastingstatus Verenigde Staten’ in te vullen en het US TIN te verstrekken. De Bank heeft in deze brief tevens aangegeven dat de betaalrekeningen kunnen worden opgezegd per 1 oktober 2019, indien de Bank het ingevulde formulier en de US TIN niet voor deze datum heeft ontvangen. Consument kan zich hiermee niet verenigen en heeft de Bank verweten dat zij ten onrechte een US TIN heeft verzocht en dat zij verplicht is hem een basisbetaalrekening aan te bieden. De Bank heeft dit betwist.
2.11 De Bank heeft Consument op 15 maart 2019 nogmaals een herinnering gestuurd en heeft hem verzocht om het formulier ‘Bepalen belastingstatus Verenigde Staten’ alsnog op korte termijn op te sturen. Consument heeft in reactie hierop de Bank als volgt bericht:
“(…)
Ik heb al contact gehad met het hoofdkantoor en daar zouden de vakjes goed gezet zijn!
U wil mij het Europees recht ontnemen en de wet van de VS voorop stellen! Dat gaat dus niet gebeuren!
Iedere Nederlander (lees Europeaan) heeft recht op een bankrekening voor ontvangst van inkomsten en betalen van uitgaven. Blokkeren is onwettig!
Hierbij eis ik dat u zicht hieraan conformeert!
(…)”
2.12 In mei 2019 heeft Consument de Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna: de Rabobank) benaderd om een betaalrekening te openen. Ook tussen Consument en de Rabobank is discussie ontstaan over FATCA, waarbij de Rabobank heeft verzocht om een US TIN. Consument heeft in reactie hierop op 24 mei 2019 per e-mail aangegeven:
“Ik weiger om een TIN aan te vragen. redenen:
1. Het feit dat mijn vader naar Amerika gedetacheerd is geweest door het Ministerie van Defensie en ik daar “toevallig” ben geboren, maakt mij geen echte Amerikaan! Ik heb daar niets, geen scholing gehad, geen familie, helemaal niets! Nu word ik door dezelfde Nederlandse overheid aan de schandpaal genageld! Onrecht!
2. 1 keer per maand een inloop van 1 uur voor aanvraag TIN op het Amerikaans Consulaat!
3. De schofterige behandeling die je daar krijgt!
4. De hoge kosten dat het met zich meebrengt!
– Eerst 5 jaar lang belastingaangifte doen, betekend inhuur van een belastingadviseur.
– Het opgeven van Staatsburgerschap €2350 USD.
– Daarna nog 2 jaar FBAR (vermogen) aangeven, weer inhuur belastingadviseur!”
2.13 De Rabobank heeft Consument op 17 juni 2019 per e-mail bericht:
“(…)
In uw geval betekent dit ook dat u als Amerikaan aangemerkt zult worden. Mocht u bij ons graag verder willen bankieren, dan betekent dit dat u uw Social Security Number dient aan te reiken.
Indien u dit nummer nog niet hebt, kunt u dit via het US Consulate in Amsterdam aanvragen.
(…)”
2.14 Consument heeft de US TIN niet opgevraagd en heeft geen betaalrekening bij de Rabobank geopend.
2.15 Op 31 oktober 2019 heeft de Bank Consument per brief geïnformeerd:
“(…)
Alle banken in Nederland moeten van hun klanten weten of ze misschien ook belasting moeten betalen in de Verenigde Staten (VS). Daarom kreeg u al een paar keer een brief van ons waarin we u vroegen om een volledig ingevuld formulier Bepalen belastingstatus Verenigde Staten met Taxpayer Identification Number (TIN) of Certificate of Loss of Nationality (CLN). Daarin vertelden we u dat we uw rekening(en) moeten opheffen als we geen volledig ingevuld formulier Bepalen belastingstatus Verenigde Staten met TIN of CLN van u krijgen. Gelukkig blijkt er nu toch een oplossing waardoor we dit nu nog niet hoeven te doen. In deze brief leest u er meer over.
(…)
Waarom krijgt u nu langer de tijd?
Onze overheid en de VS hebben met elkaar afgesproken dat we pas verplicht zijn om uw gegevens door te geven aan de Amerikaanse belastingdienst als u meer dan $ 50.000 op uw rekening(en) heeft staan. U heeft er minder geld op staan. En daarom hoeven we uw rekening(en) nu niet op te heffen.
Hoe nu verder?
In onze administratie blijft staan dat u misschien belasting in de VS moet betalen. We zijn daarom nog steeds verplicht bepaalde gegevens over u te verzamelen. (…)
Maak uw keuze
Op grond van Amerikaanse regelgeving bent u volgens onze administratie US Person. Dat betekent dat u een keuze moet maken uit 2 mogelijkheden: een TIN of CLN aanvragen. We vragen u deze keuze te maken. (…)”
2.16 Uitwisseling van standpunten tussen partijen over enerzijds het aanleveren van een US TIN dan wel een CLN door Consument aan de Bank en anderzijds het verstrekken van een basisbetaalrekening door de Bank aan Consument heeft niet tot een oplossing van het geschil geleid, waarna Consument zijn klachten aan Kifid heeft voorgelegd.
3. Vordering, klacht en verweer
Vorderingen van Consument
3.1 Consument vordert primair dat hij zijn betaalrekeningen bij de Bank mag aanhouden, zonder een US TIN of CLN te verstrekken. Subsidiair vordert Consument dat de Bank hem een basisbetaalrekening verstrekt.
Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 De vorderingen van Consument zijn gebaseerd op twee klachtonderdelen. Het eerste klachtonderdeel ziet op de door de Bank aangezegde beëindiging van de rekeningen van Consument. Het tweede klachtonderdeel heeft betrekking op de verstrekking van een basisbetaalrekening door de Bank aan Consument. In het navolgende zullen de argumenten van Consument ter onderbouwing van de twee klachtonderdelen apart worden uiteengezet.
Beëindiging bankrelatie
3.2.1. Consument heeft gesteld dat de Bank ten onrechte de beëindiging van zijn betaalrekeningen heeft aangezegd en heeft hiertoe, kort samengevat, de volgende argumenten aangevoerd:
· Consument is in de VS geboren, maar heeft verder geen banden met de VS. Hij is een zogenoemde ‘Accidental American’ en wordt nu de dupe van FATCA. Hij ontkent dat hij eerder dan in juli 2018 bekend was met FATCA;
· Consument is in 2018 verkeerd voorgelicht door de adviseur van de Bank. Die heeft immers gezegd dat hij het formulier ‘Bepalen belastingstatus Verenigde Staten’ maar gewoon moest invullen, omdat Consument anders geen betaalrekening kon openen. Consument werd als het ware met zijn rug tegen de muur gezet en kon niets anders doen dan ‘Nee’ invullen op de vraag of hij (ook) in een ander land dan Nederland belastingplichtig is;
· FATCA is in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dus heeft de Bank geen verplichtingen en dus geen grond om de relatie met Consument te beëindigen;
· naar aanleiding van FATCA is de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (de Wib, bijlage 6) en het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (het UB Wib, bijlage 7) gewijzigd. In artikel 2a UB Wib is niet opgenomen dat Consument over een US TIN dient te beschikken. Er wordt weliswaar verwezen naar FATCA, maar ten aanzien daarvan geldt dat verplichtingen voor inwoners van Nederland gebaseerd moeten zijn op een Nederlandse wet of rechtstreeks werkende Europese regelgeving;
· dat de Nederlandse overheid gegevensuitwisseling met de VS inzake de Accidental Americans faciliteert is in strijd met de grondrechten van deze Accidental Americans, waaronder Consument. Nederland had de definitie van US Person niet klakkeloos mogen overnemen, omdat de positie van Accidental Americans niet gelijk is aan die van US Persons;
· beëindiging van de rekening(en) is in strijd met de zorgplicht van de Bank, zie Hoge Raad 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929.
Basisbetaalrekening
3.2.2. Ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft Consument gesteld dat de Bank verplicht is hem een basisbetaalrekening aan te bieden. Hij heeft hiertoe, kort samengevat, de volgende argumenten aangevoerd:
· de Bank had Consument ten tijde van zijn aanvraag voor de betaalrekeningen al informatie moeten verstrekken over een basisbetaalrekening;
· de Bank is op grond van de ‘Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties’ (hierna: PAD, bijlage 8) verplicht de basisbetaalrekening te verstrekken. Van een uitzonderings-grond, zoals bedoeld in artikel 4:71f van de Wet op het financieel toezicht (Wft, bijlage 9) is geen sprake;
· de weigering van de Bank om aan Consument een basisbetaalrekening te verstrekken is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Hij wordt hierdoor in zijn belangen geschaad, omdat hij dan geen inkomsten kan ontvangen en betalingen kan verrichten ten behoeve van ziektekostenpremie, hypotheek en andere levensbehoeften;
· Consument betwist dat hij een betaalrekening bij ING Bank N.V. (hierna: ING) aanhoudt. Deze betaalrekening is namelijk van zijn broer, die toevallig ook een voornaam heeft die met de letter R begint.
Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft zich verweerd tegen de stellingen van Consument. De Commissie zal de verweren van de Bank in haar overwegingen meenemen.
4. Beoordeling
Algemeen
4.1 Alvorens in te gaan op de inhoudelijke behandeling van de twee klachtonderdelen, merkt de Commissie op dat Consument ter onderbouwing van zijn standpunten mede heeft aangevoerd dat – kort gezegd – de Nederlandse overheid FATCA niet had mogen accepteren en implementeren en nooit de NL IGA had mogen sluiten. Ten aanzien hiervan merkt de Commissie op dat zij op grond van artikel 1 in samenhang met artikel 60 van het Reglement slechts klachten van een Consument over een Financiële dienst tegen een Financiële Dienstverlener in behandeling kan nemen. De Commissie is niet bevoegd te oordelen over klachten die gericht zijn tegen de Nederlandse staat en zal daarom alle argumenten van partijen die hiermee samenhangen buiten beschouwing laten.
4.2 Voorts wenst de Commissie op te merken dat de Bank de aangezegde beëindiging van de rekeningen van Consument per 1 oktober 2019 niet gestand heeft gedaan. Hierbij is van belang dat de VS en Nederland zijn overeengekomen dat voor rekeningen met een saldo tot maximaal 50.000,00 USD geen rapportageverplichting bestaat. De Bank heeft te kennen gegeven dat zij niet uitsluit dat de rekeningen van Consument alsnog kunnen worden beëindigd, bijvoorbeeld indien het saldo, dat thans bij Consument onder die grens ligt, de grens van 50.000,00 USD overstijgt.
4.3 Het voorgaande laat onverlet dat aan de Commissie nog steeds twee vragen voorliggen, namelijk:
I. of de Bank de relatie met Consument mag beëindigen;
II. of de Bank verplicht is een basisbetaalrekening aan Consument te verstrekken.
De Commissie zal in het navolgende deze klachtonderdelen afzonderlijk behandelen.
Beëindiging bankrelatie
4.4 De Commissie stelt voorop dat in de Overeenkomst RegioBank Betaalpakket van
12 juli 2018 is bepaald dat de overeenkomst automatisch wordt ontbonden indien Consument het identificatie- en acceptatieproces van de Bank niet met goed gevolg doorloopt (zie 2.4 van deze uitspraak). Van belang is daarom het antwoord op de vraag of het identificatie- en acceptatieproces met goed gevolg is doorlopen.
4.5 De Bank heeft zich op het standpunt gesteld dat Consument geen US TIN heeft aangeleverd, terwijl hij hiertoe op grond van FATCA wel verplicht is. Uit de door partijen overgelegde stukken (zie bijvoorbeeld onder 2.11 van deze uitspraak) en hetgeen ter zitting is verklaard, stelt de Commissie vast dat Consument (om hem moverende redenen) niet voornemens is een US TIN dan wel een CLN aan te vragen.
Op grond van hetgeen onder 3.2.1 van deze uitspraak is opgenomen, heeft Consument gesteld dat hij hiertoe ook niet verplicht is.
4.6 Consument heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat FATCA in strijd met de AVG en het EVRM is, geen extraterritoriale werking heeft en dat de NL IGA slechts een verdrag is tussen staten, waaraan financiële instellingen zoals de Bank niet zijn gebonden. Hieruit concludeert Consument dat de Bank de verplichtingen onder FATCA niet hoeft na te leven en dus geen grond heeft om de relatie met hem te beëindigen. In tegenstelling tot hetgeen Consument heeft gesteld, is de Commissie van oordeel dat FATCA wel degelijk extraterritoriale werking heeft en dat financiële instellingen door de NL IGA en de implementatie in nationale wetgeving gehouden zijn de verplichtingen onder FATCA na te leven. Door de implementatie van de afspraken in de NL IGA in wetgeving zoals de Wft en de Wwft, waardoor FATCA wordt onderkend, zijn Nederlandse financiële instellingen dus gehouden de hieruit voortvloeiende verplichtingen na te leven. Zulks blijkt tevens uit het document Beantwoording Kamervragen over uitwerking FATCA van 18 maart 2019
(bijlage 12) en de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 augustus 2018 aan Consument (zie onder 2.9 van deze uitspraak) en Besluit van 23 juni 2020, nr. 2020-115390, Leidraad FATCA/CRS met technische toelichting bij de NL IGA en de CRS-regelgeving (hierna: het Besluit van 23 juni 2020, nr. 2020-115390, zie bijlage 13). Het uitgangspunt dient dan ook te zijn dat de Bank moet voldoen aan de verplichtingen onder FATCA, die ook van toepassing zijn op Accidental Americans, hoe onwenselijk dit ook voor hen kan zijn. Echter, zoals ook in 4.1 van deze uitspraak is opgemerkt, oordeelt de Commissie niet over de implementatie van FATCA in de Nederlandse wet- en regelgeving.
4.7 De Commissie stelt vast dat de US TIN onder de rapportageverplichting van de Bank valt. De Bank handelt in strijd met de geldende wet- en regelgeving (zie bijlagen 1, 6, 7 en 10) indien zij hieraan niet voldoet. Consument dient derhalve een US TIN op te vragen en te verstrekken aan de Bank. De Commissie merkt op dat Consument ook de mogelijkheid heeft een CLN aan te vragen. Door afstand te doen van zijn Amerikaanse nationaliteit komt de rapportageverplichting van de Bank jegens hem immers te vervallen. Consument weigert echter één van beide aan te vragen. De redenen hiervoor zijn duidelijk en zelfs begrijpelijk, echter is dit een keuze van Consument die niet aan de Bank kan worden toegerekend. Door het niet aanleveren van een US TIN of CLN – om wat voor reden dan ook – is het identificatie- en acceptatieproces van de Bank niet met goed gevolg doorlopen, waardoor de Bank op grond van de overeenkomst bevoegd is deze te ontbinden.
4.8 De Commissie merkt hierbij op dat Consument inmiddels al bijna twee jaar (actief) gebruik maakt van de rekeningen die hij bij de Bank aanhoudt. De Commissie acht het daarom begrijpelijk dat de Bank de overeenkomst in dit stadium niet zonder meer ontbindt.
4.9 Indien niet wordt overgegaan tot ontbinding van de overeenkomst, is de vraag of de Bank de relatie met Consument mag beëindigen. De Bank heeft, kort gezegd, aangevoerd dat zij hiertoe op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden, artikel 7 van de Voorwaarden Betaalrekening Plus Betalen, artikel 20 Reglement Privérekening RegioBank (zie bijlagen 3, 4 en 5) bevoegd is, omdat Consument bewust onjuiste informatie heeft aangeleverd. Consument heeft hiertegen ingebracht dat hem niets kan worden verweten, omdat de adviseur van de Bank hem verkeerd heeft voorgelicht. Indien hij het formulier ‘Bepalen belastingstatus Verenigde Staten’ naar waarheid zou hebben ingevuld, dan zou hij geen rekening bij de Bank hebben verkregen. Hij stond dus met zijn rug tegen de muur, aldus Consument.
4.10 De Commissie neemt in overweging dat Consument niet alleen op 12 juli 2018 ‘Nee’ heeft ingevuld in reactie op de vraag of hij (ook) in een ander land dan Nederland belastingplichtig is, maar dat hij ook op 24 juli 2018 een kopie van een ingevuld W9-formulier aan de Bank heeft toegezonden, terwijl hij dit formulier niet daadwerkelijk heeft verstuurd en uit meerdere verklaringen blijkt dat hij dat ook nooit van plan is geweest. Deze twee handelingen kwalificeren als het verstrekken van onjuiste informatie aan de Bank, op grond waarvan de Bank bevoegd is de relatie met Consument te beëindigen. Er is immers sprake van valsheid in geschrifte, zoals bedoeld in artikel 225 Wetboek van Strafrecht, hetgeen tevens kan leiden tot een registratie door de Bank in het Extern Verwijzingsregister, het Incidentenregister, het Intern Verwijzingsregister en de Gebeurtenissenadministratie. Dat Consument het gevoel had dat hij met zijn rug tegen de muur stond, doet hieraan niets af. De Commissie oordeelt daarom dat de Bank bevoegd is de relatie met Consument te beëindigen.
4.11 Daarbij komt, zoals de Bank voorts terecht heeft aangevoerd, dat Consument in strijd met artikel 2.2 Algemene Bankvoorwaarden en artikel 24 Reglement Privérekening RegioBank (bijlagen 3 en 4) handelt door geen US TIN aan de Bank te verstrekken. Hierdoor kan de Bank immers niet aan haar verplichtingen jegens de belastingdienst voldoen. Op grond van de genoemde artikelen is de Bank ook bevoegd de relatie met Consument te beëindigen.
4.12 Tot slot heeft de Bank aangevoerd dat zij ook op grond van artikel 1.16 van de Leidraad (bijlage 10) de relatie met Consument mag beëindigen. In dit artikel is bepaald dat de Bank de rekeningen van Consument dient te sluiten of onbruikbaar te maken, indien zij binnen 90 dagen na het openen van deze rekeningen geen self certification-formulier heeft ontvangen, op basis waarvan kan worden vastgesteld of de rekening gerapporteerd moet worden. De Commissie merkt op dat op 23 juni 2020 het Besluit van 23 juni 2020 nr. 2020-115390 is ondertekend. Dit besluit vervangt de Leidraad en bevat in artikel 1.19 een bepaling die gelijk is aan die van artikel 1.16 van de Leidraad (zie bijlage 13).
De Bank concludeert uit de verklaringen van Consument, waaronder de verklaring op
6 september 2019 in een uitzending van NPO Radio 1, dat hij niet zal meewerken aan het verkrijgen van een US TIN, omdat hij bang is dat hij belasting zal moeten betalen over de winst na de verkoop van zijn woning en dat Consument dan ook moedwillig probeert de belasting aan de VS te ontduiken. Gelet op hetgeen is overwogen in 4.4 tot en met 4.11 van deze uitspraak, volgt de Commissie het verweer van de Bank. Alhoewel de bewoordingen van artikel 1.16 van de Leidraad en artikel 1.19 van het Besluit van 23 juni 2020 nr. 2020-115390 duidelijk zijn, merkt de Commissie op dat de praktijk iets genuanceerder ligt. Echter, gezien de verklaringen van Consument, acht de Commissie het aannemelijk dat hij geen US TIN of een CLN zal aanvragen. De beweegredenen hiervoor kunnen, zoals reeds in 4.7 benadrukt, niet voor rekening en risico van de Bank komen.
4.13 Concluderend oordeelt de Commissie ten aanzien van dit klachtonderdeel dat de Bank op meerdere gronden bevoegd is de relatie met Consument te beëindigen.
Basisbetaalrekening
4.14 Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel heeft Consument, kort samengevat, gesteld dat de Bank op grond van de PAD verplicht is hem een basisbetaalrekening aan te bieden en hem hierover reeds op 12 juli 2018 had moeten informeren (zie 3.2.2 van deze uitspraak). De Bank heeft zich verweerd door onder meer te stellen dat de basisbetaalrekening niet is opgenomen in Annex II onder ‘III Exempt Products’ van de NL IGA (bijlage 2) en dus niet is uitgezonderd van FATCA. Dit houdt in dat ook voor een basisbetaalrekening een US TIN vereist is. De Bank heeft verder aangevoerd dat een basisbetaalrekening mag worden geweigerd indien de opening ervan zal resulteren in schending van bepalingen van de Wwft (artikel 16 lid 4 PAD en 4:71g lid 1 Wft).
4.15 De Commissie stelt voorop dat Consument nog gebruik maakt van de dienstverlening van de Bank en daar betaalrekeningen aanhoudt. Hij heeft nog geen officiële aanvraag voor een basisbetaalrekening ingediend en er was dan ook voor de Bank geen enkele aanleiding om bij de aanvraag voor een reguliere betaalrekening op 12 juli 2018 al informatie te verstrekken over (de regels met betrekking tot) een basisbetaalrekening. Indien echter de relatie tussen Consument en de Bank wordt beëindigd, is de vraag of de Bank zonder meer een basisbetaalrekening aan Consument dient te verstrekken wel relevant.
4.16 Alvorens toe te komen aan deze vraag, merkt de Commissie op dat de Bank een beroep heeft gedaan op artikel 4:71g lid 2 onder b Wft, waarin is bepaald dat zij geen basisbetaalrekening hoeft te verstrekken, omdat Consument nog een betaalrekening bij ING aanhoudt. Consument heeft dit betwist door te stellen dat de betreffende betaalrekening aan zijn broer (met dezelfde voorletter en achternaam) toebehoort.
De Commissie oordeelt dat op grond van de door partijen ingediende stukken niet is komen vast te staan dat de betaalrekening bij ING aan Consument toebehoort. Dit kan dan ook geen reden zijn om geen basisbetaalrekening aan Consument te verstrekken. De Commissie gaat daarom in het navolgende over tot de inhoudelijke beoordeling van de klacht.
4.17 Artikel 16 van de PAD bepaalt dat legaal in de Unie verblijvende consumenten in beginsel recht hebben een basisbetaalrekening te openen en te gebruiken (lid 2, zie bijlage 8). In beginsel, omdat dit artikel ook bepaalt dat de aanvraag voor een basisbetaalrekening kan worden geweigerd indien het openen ervan zou resulteren in schendingen van de bepalingen betreffende het voorkomen van het witwassen van geld en de bestrijding van financiering van terrorisme van Richtlijn 2005/60/EG (lid 4, zie bijlage 8). In overweging 47 van de PAD (zie bijlage 8) is overwogen dat de aanvraag voor een basisbetaalrekening mag worden geweigerd in specifieke omstandigheden, zoals de niet-naleving van de Wwft (zie bijlage 11), hetgeen alleen te rechtvaardigen is indien de consument de wetgeving niet naleeft of het recht op een basisbetaalrekening misbruikt. De weigeringsgronden, zoals hiervoor bedoeld, zijn genoemd in artikel 4:71g lid 1 en 2 Wft (zie bijlage 9). In de Beantwoording Kamervragen over de uitwerking FATCA van 18 maart 2019 (bijlage 12) heeft de staatssecretaris van Financiën als voorbeeld een (hoog) risico op (opzettelijk) witwassen en/of belastingontduiking gegeven. Hierbij is opgemerkt dat enkel het ontbreken van een US TIN geen weigeringsgrond vormt. Dat (hoge) risico is bevestigd in artikel 2.4 van het Besluit van 23 juni 2020, nr. 2020-115390 (zie bijlage 13), waarin onder meer is bepaald dat een financiële instelling in algemene zin het openen van een basisbetaalrekening in een individueel geval kan weigeren, indien zij kan aantonen dat sprake is van opzettelijk witwassen en/of belastingontduiking. De vraag die nu centraal staat, is of sprake is van opzettelijk witwassen en/of belastingontduiking.
4.18 De Commissie neemt in overweging dat belastingontduiking ook door middel van het gebruik van een basisbetaalrekening mogelijk is en dat, zoals de Bank terecht heeft opgemerkt, een basisbetaalrekening geen product is dat is uitgesloten van FATCA. Ook ten aanzien van een basisbetaalrekening geldt daarom dat Consument een US TIN dient aan te vragen, echter enkel het niet beschikken over een US TIN mag geen reden zijn voor de weigering. Het niet beschikken over een US TIN, in combinatie met de verklaringen van Consument omtrent de weigering een US TIN of CLN aan te vragen, meer in het bijzonder dat hij heeft verklaard geen aangifte te willen doen in de VS omdat hij dan belasting moet betalen over de winst op een verkocht woonhuis, terwijl hij tot aangifte verplicht is, is naar het oordeel van de Commissie op die grond te beschouwen als belastingontduiking en dan ook voldoende weigeringsgrond als bedoeld in artikel 4:71g Wft.
4.19 De Commissie merkt op dat het ‘Convenant inzake een Pakket Primaire Betaaldiensten’ (hierna: het Convenant Basisbetaalrekening) ondanks de PAD van toepassing is. In artikel 1 van het Convenant Basisbetaalrekening (zie bijlage 14) is bepaald dat een bank die het convenant onderschrijft, waaronder de Bank, verplicht is een basisbetaalrekening te verstrekken. In artikel 4.1 van het Convenant Basisbetaalrekening (zie bijlage 14) is bepaald dat een bank de aanvraag kan weigeren vanwege negatieve antecedenten van de aanvrager, doch dat de aanvraag ook op grond van het Convenant Basisbetaalrekening alleen dan niet kan worden geweigerd, indien de aanvraag wordt ingediend door een hulpverleningsinstantie. Dit heeft echter wel als consequentie dat de basisbetaalrekening zal worden beheerd door de hulpverleningsinstantie. Het is aan Consument om te beslissen of hij hiermee akkoord gaat.
4.20 Op grond van de voorgaande overwegingen concludeert de Commissie ten aanzien van dit klachtonderdeel dat de Bank, op dit moment en onder de huidige omstandigheden, geen basisbetaalrekening aan Consument hoeft te verstrekken. De voornaamste reden is dat de betaalrekeningen van Consument bij de Bank nog niet zijn beëindigd. Indien de Bank de betaalrekeningen van Consument echter wel beëindigt, is er naar het oordeel van de Commissie een reëel risico op belastingontduiking door Consument in de VS. Dit kwalificeert als een geldige weigeringsgrond, op grond waarvan de Bank de aanvraag voor een basisbetaalrekening zou kunnen weigeren, indien deze aanvraag door Consument zelf wordt ingediend. Indien de aanvraag echter wordt ingediend door een hulpverleningsinstantie, die tevens het beheer zal voeren over de basisbetaalrekening, dient de Bank de basisbetaalrekening echter wel te verstrekken. Hierbij benadrukt de Commissie dat deze beslissing aan Consument is.
5. Beslissing
De Commissie wijst de vorderingen van Consument af.
De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.
U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.
Bijlagen
Relevante artikelen van:
1. Agreement between the United States of America and the Kingdom of the Netherlands to Improve International Tax Compliance and to Implement FATCA (NL IGA);
2. Annex II bij NLA IGA (III Exempt Products);
3. Algemene Bankvoorwaarden (ABV);
4. Reglement Privérekening RegioBank;
5. Voorwaarden Betaalrekening Plus Betalen;
6. Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (Wib);
7. Uitvoeringsbesluit internationale bijstandverlening bij de heffing van belastingen (Uitvoeringsbesluit Wib);
8. Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (Payment Accounts Directive, PAD);
9. Wet op het financieel toezicht (Wft);
10. Leidraad FATCA / CRS met technische toelichting bij de NL IGA en de CRS-wetgeving (de Leidraad);
11. Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft);
12. Beantwoording Kamervragen over uitwerking FATCA van 19 maart 2019;
13. Besluit van 23 juni 2020, nr. 2020-115390, Leidraad FATCA / CRS met technische toelichting bij de NL IGA en de CRS-wetgeving (Besluit van 23 juni 2020, nr. 2020-115390);
14. Convenant inzake een Pakket Primaire Betaaldiensten (Convenant Basisbetaalrekening).
Bijlage 1
Agreement between the United States of America and the Kingdom of the Netherlands to Improve International Tax Compliance and to Implement FATCA (NL 1 IGA)
“Article 1
Definitions
(…)
ee) The term “U.S. Person” means a U.S. citizen or resident individual, a partnership or corporation organized in the United States or under the laws of the United States or any State thereof, a trust if (i) a court within the United States would have authority under applicable law to render orders or judgments concerning substantially all issues regarding administration of the trust, and (ii) one or more U.S. persons have the authority to control all substantial decisions of the trust, or an estate of a decedent that is a citizen or resident of the United States. This subparagraph 1(ee) shall be interpreted in accordance with the U.S. Internal Revenue Code.
(…)
kk) The term “U.S. TIN” means a U.S. federal taxpayer identifying number.
(…)”
Bijlage 2
Annex II NL IGA
“III Exempt Products.
The following categories of accounts and products established in the Netherlands and maintained by a Netherlands Financial Institution shall not be treated as Financial Accounts, and therefore shall not be U.S. Reportable Accounts or accounts held by a Nonparticipating Financial Institution, under the Agreement:
A. Certain Retirement Accounts or Products
1. Any account owned by an entity identified in paragraph I of this Annex II;
2. All products offering retirement benefits under the Wage Tax Act 1964 {Wet op de loonbelasting 1964) or the Wage Tax Act BES (Wet loonbelasting BES);
3. All products that are deductible in the contribution phase and taxable in the distribution phase that are covered by Articles 3.124, 3.125 and 3.126a of the Income Tax Act 2001 (Wet inkomstenbelasting 2001) or paragraphs 1(a) and 1(e) of Article 16 of the Income Tax Act BES (Wet inkomstenbelasting BES);
4. An account or product excluded from the definition of Financial Account under an agreement between the United States and another Partner Jurisdiction to facilitate the implementation of FATCA, provided that such account or product is subject to the same requirements and oversight under the laws of such other Partner Jurisdiction as if such account or product were established in that Partner Jurisdiction and maintained by a Partner Jurisdiction Financial Institution in that Partner Jurisdiction.
B. Certain Other Tax-Favored Accounts or Products
1. A Kapitaalverzekering Eigen Woning (endowment insurance connected with the mortgage on the ov\/ner-occupied home, as described in Article 3.116 Income Tax Act 2001), a Spaarrecht Eigen Woning, a Beleggingsrecht Eigen Woning (the bank and investment equivalent of the Kapitaalverzekering Eigen Woning, as described in Article 3.116a Income Tax Act 2001) and a bouwdepot (building account);
2. A Stamrecht (tax-favored annuity for severance benefits, as described in paragraph 1(g) of Article 11 and Article 11a of the Wage Tax Act 1964);
3. A Course of life account (including a levenslooprekening, levensloopverzekering and a levenslooprecht van deelneming) concluded and maintained prior to January 1, 2012.
C. Other Exempt Products
1. An alimony annuity, as provided by Article 6.5 and Article 6.6 of the Income Tax Act 2001 (Wet inkomstenbelasting 2001); 2. Any funeral Insurance policy with a premium of € 1,000 per year or less.”
Bijlage 3
Algemene Bankvoorwaarden
“Artikel 2 Zorgplicht
(…)
1. (…)
2. U bent zorgvuldig tegenover ons en houdt zo goed mogelijk rekening met onze belangen. U werkt eraan mee dat wij onze dienstverlening correct kunnen uitvoeren en aan onze verplichtingen kunnen voldoen. Hiermee bedoelen wij niet alleen onze verplichtingen tegenover u, maar bijvoorbeeld ook verplichtingen die wij in verband met onze dienstverlening aan u hebben tegenover toezichthouders of fiscale of andere (nationale, internationale of supranationale) autoriteiten. U geeft ons, als wij daarom vragen, de informatie en documentatie die wij daarvoor nodig hebben. Als het u duidelijk moet zijn dat wij die informatie of documentatie nodig hebben, geeft u die uit uzelf.
U mag onze diensten of producten alleen gebruiken waarvoor ze zijn bedoeld en hiervan geen misbruik (laten) maken. Denkt u bij misbruik bijvoorbeeld aan strafbare feiten of activiteiten die schadelijk zijn voor ons of onze reputatie of die de werking en betrouwbaarheid van het financiële stelsel kunnen schaden.
Artikel 35 Opzeggen van de relatie
U kunt de relatie opzeggen. Wij kunnen dit ook. Opzegging betekent dat de relatie eindigt en alle lopende overeenkomsten zo snel mogelijk worden afgewikkeld.
1. U kunt de relatie tussen u en ons opzeggen. Wij kunnen dit ook. Het is daarvoor niet nodig dat u in verzuim bent met de nakoming van een verplichting. Wij houden ons bij opzegging aan onze zorgplicht als genoemd in artikel 2 lid 1 ABV. Als u ons vraagt waarom wij de relatie opzeggen, dan laten wij u dat weten.
2. Opzegging betekent dat de relatie en alle lopende overeenkomsten worden beëindigd. Gedeeltelijke opzegging kan ook. In dat geval kunnen er bijvoorbeeld bepaalde overeenkomsten blijven bestaan.
3. Als er voor de beëindiging van een overeenkomst voorwaarden gelden, zoals een opzegtermijn, worden die nageleefd. Tijdens de afwikkeling van de relatie en de beëindigde overeenkomsten blijven alle toepasselijke voorwaarden van kracht.”
Bijlage 4
Reglement Privérekening RegioBank
“20 Opzeggen of beëindigen van uw betaalrekening
(…)
Beëindiging door ons
Ook wij mogen uw betaalrekening beëindigen. Onze opzegtermijn is 2 maanden. We mogen opzeggen zonder opzegtermijn als we vinden dat daar een goede reden voor is. Dan stopt uw betaalrekening direct. Dit kunnen we bijvoorbeeld doen als
– U failliet bent.
– U surseance van betaling heeft aangevraagd bij de rechter.
– U in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP).
– U onder curatele bent gesteld of uw vermogen onder bewind is gesteld (u kunt dan niet meer over uw eigen geld beslissen).
– U in het buitenland gaat wonen.
– U bewust onjuiste informatie aan ons heeft gegeven of informatie heeft achtergehouden.
– Het gaat om niet toegestaan gebruik van de betaalrekening of de hulpmiddelen.
– De relatie tussen u en ons eindigt of wij de relatie willen beëindigen.
– (…)
24 Bescherming persoonsgegevens
Gegevens en belastingdiensten
Als bank hebben we verplichtingen tegenover de belastingdienst in Nederland. Zo moeten we bijvoorbeeld informatie geven over de rekeningen die bij ons lopen. Ook kunnen we verplichtingen hebben of krijgen tegenover belastingdiensten in het buitenland. Deze verplichtingen gelden voor ons als bank omdat wetten of verdragen dit voorschrijven. Of omdat Nederland hiervoor een overeenkomst met een belastingdienst heeft gesloten of in de toekomst gaat sluiten. Die verplichtingen moeten wij als bank nakomen. Daarvoor kunnen wij uw gegevens, zoals uw belastingnummer of andere informatie nodig hebben. Als we die gegevens al hebben, kunnen we die gebruiken om onze verplichtingen na te komen. We mogen bijvoorbeeld uw gegevens verzamelen en opslaan. Als dat in verband met een wet, verdrag of overeenkomst nodig is, mogen wij deze gegevens ook doorgeven aan de belastingdienst van Nederland of van een ander land. Wij moeten onze verplichtingen uit een overeenkomst met de Nederlandse of een buitenlandse belastingdienst kunnen nakomen. Dat geldt ook voor andere verplichtingen tegenover deze belastingdiensten. Daarvoor moet u alles doen wat nodig is. Als we hiervoor meer gegevens, juist ingevulde en ondertekende formulieren of kopieën van documenten nodig hebben, moet u ons die geven als we daarom vragen. Wijzigt de informatie die u aan ons heeft gegeven? Dan moet u deze wijzigingen zo snel mogelijk aan ons doorgeven. Dit doet u schriftelijk of op een andere manier die wij goedkeuren. Werkt u hieraan niet mee en kunnen we daardoor onze verplichtingen niet nakomen? Dan kunnen we de relatie met u onmiddellijk beëindigen.”
Bijlage 5
Voorwaarden Betaalrekening Plus Betalen
“7 Plus Betalen opzeggen
(…)
Beëindiging door ons
Ook wij kunnen uw Plus Betalen beëindigen. Onze opzegtermijn is twee maanden. We kunnen opzeggen zonder opzegtermijn als we vinden dat daar een goede reden voor is. Dan stopt uw betaalrekening direct. Dit kunnen we bijvoorbeeld doen als u bewust verkeerde informatie aan ons heeft gegeven. (…)”
Bijlage 6
Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (Wib)
“Artikel 2a
1. Voor de toepassing van dit artikel, afdeling 4a en de daarop berustende bepalingen en artikel 10g wordt verstaan onder:
(…)
p. te rapporteren persoon: een persoon uit een deelnemend rechtsgebied, niet zijnde:
(…)
q. persoon uit een deelnemend rechtsgebied:
1˚. een natuurlijk persoon of een entiteit die ingezetene is van een deelnemend rechtsgebied onder de fiscale wetgeving van dat rechtsgebied;
(…)
Artikel 8
(…)
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden administratieplichtigen aangewezen die gehouden zijn eigener beweging bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gegevens en inlichtingen te verstrekken aan Onze Minister met het oog op de uitvoering van richtlijnen van de Raad van de Europese Unie of van andere regelingen van internationaal en interregionaal recht tot het verlenen van wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het uiterste tijdstip en de wijze waarop de in de eerste volzin bedoelde gegevens en inlichtingen aan Onze Minister dienen te worden verstrekt.”
Bijlage 7
Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (Uitvoeringsbesluit Wib)
“Artikel 2a
1. Als administratieplichtigen als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de wet worden voor de verstrekking van de gegevens en inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, aangewezen: Nederlandse financiële instellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het FATCA-verdrag, met uitzondering van de niet-rapporterende Nederlandse financiële instellingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel q, van het FATCA-verdrag.
2. Als gegevens en inlichtingen als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de wet worden aangewezen: de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, onder (1) tot en met (7), van het FATCA-verdrag, ter zake van Amerikaanse te rapporteren rekeningen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel cc, van het FATCA-verdrag, te bepalen met inachtneming van artikel 3, eerste en tweede lid, van het FATCA-verdrag en de bepalingen in de bijlagen I en II van het FATCA-verdrag.
3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is het een financiële instelling, met inachtneming van artikel 4, zevende lid, van het FATCA-verdrag, toegestaan om in plaats van gebruik te maken van de begripsomschrijvingen in artikel 1 van het FATCA-verdrag en in de bijlagen van het FATCA-verdrag, gebruik te maken van dienovereenkomstige begripsomschrijvingen in de voorschriften van het Amerikaanse Ministerie van Financiën, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van het FATCA-verdrag.
4. Een administratieplichtige volgt de procedures die zijn opgenomen in bijlage I van het FATCA-verdrag teneinde Amerikaanse te rapporteren rekeningen te identificeren. Een administratieplichtige mag zich, met inachtneming van bijlage I, sectie VI, onderdeel F, van het FATCA-verdrag, bij de toepassing van de eerste volzin baseren op door derden uitgevoerde procedures voor zover voorzien in de daarop betrekking hebbende voorschriften van het Amerikaanse Ministerie van Financiën, bedoeld in bijlage I, sectie VI, onderdeel F, van het FATCA-verdrag.
5. In afwijking van het vierde lid, eerste volzin, is het een administratieplichtige, met inachtneming van bijlage I, sectie I, onderdeel C, van het FATCA-verdrag, toegestaan om voor het identificeren van Amerikaanse te rapporteren rekeningen de procedures toe te passen die zijn opgenomen in de daarop betrekking hebbende voorschriften van het Amerikaanse Ministerie van Financiën, bedoeld in bijlage I, sectie I, onderdeel C, van het FATCA-verdrag. Van de mogelijkheid, bedoeld in de eerste volzin, kan gebruik worden gemaakt per sectie van bijlage I afzonderlijk, hetzij voor alle relevante financiële rekeningen, hetzij voor elke duidelijk omschreven groep van dergelijke rekeningen afzonderlijk. Het vierde lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
6. Een administratieplichtige mag gebruikmaken van de keuzemogelijkheden, bedoeld in bijlage I, sectie II, onderdeel A, sectie III, onderdeel A, sectie IV, onderdeel A, en sectie V, onderdeel A, van het FATCA-verdrag. Een administratieplichtige die gebruikmaakt van een keuzemogelijkheid als bedoeld in de eerste volzin, is, afhankelijk van de gemaakte keuze, ter zake van Amerikaanse te rapporteren rekeningen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel cc, van het FATCA-verdrag, verplicht om met inachtneming van de bepalingen van het FATCA-verdrag, gegevens en inlichtingen te verstrekken over:
a. de rekeningen, bedoeld in bijlage I, sectie II, onderdeel A, onder 1 tot en met 4, van het FATCA-verdrag, hetzij voor al deze rekeningen, hetzij voor elke duidelijk omschreven groep van dergelijke rekeningen afzonderlijk;
b. de rekeningen, bedoeld in bijlage I, sectie III, onderdeel A, onder 1 en 2, van het FATCA-verdrag, hetzij voor al deze rekeningen, hetzij voor elke duidelijk omschreven groep van dergelijke rekeningen afzonderlijk;
c. de rekeningen, bedoeld in bijlage I, sectie IV, onderdeel A, van het FATCA-verdrag, hetzij voor al deze rekeningen, hetzij voor elke duidelijk omschreven groep van dergelijke rekeningen afzonderlijk;
d. de rekeningen, bedoeld in bijlage I, sectie V, onderdeel A, van het FATCA-verdrag, hetzij voor al deze rekeningen, hetzij voor elke duidelijk omschreven groep van dergelijke rekeningen afzonderlijk.
7. Ingeval ingevolge artikel 7 van het FATCA-verdrag gunstigere bepalingen van toepassing zijn dan ingevolge artikel 4 van het FATCA-verdrag en bijlage I van het FATCA-verdrag, mag een administratieplichtige deze gunstigere bepalingen toepassen. Onze Minister maakt de gunstigere bepalingen, bedoeld in de eerste volzin, op een daartoe geschikte wijze publiek bekend.
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van dit artikel.”
Bijlage 8
Payment Accounts Directive (PAD)
“Richtlijn 2014/92/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 23 juli 2014
betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties
(…)
Overwegende hetgeen volgt:
(…)
(47) Kredietinstellingen zouden alleen in specifieke omstandigheden, zoals de niet-naleving van wetgeving inzake het witwassen van geld en de financiering van terrorisme of inzake de preventie en opsporing van misdrijven, mogen weigeren een contract voor een basisbetaalrekening te openen of dat contract in dergelijke omstandigheden moeten beëindigen. Zelfs in die gevallen is een weigering alleen te rechtvaardigen indien de consument de die wetgeving niet naleeft en niet omdat de procedure om na te gaan of de wetgeving wordt nageleefd, te belastend of te duur is. Er kunnen echter gevallen zijn waarin een consument zijn recht om betaalrekeningen met basisfuncties te openen en te gebruiken, kan misbruiken. Een lidstaat moet een kredietinstelling bijvoorbeeld kunnen toestaan maatregelen te nemen tegen een consument die een strafbaar feit heeft gepleegd, zoals een ernstige fraude tegen een kredietinstelling, met als doel te voorkomen dat zoiets zich nogmaals voordoet. Dergelijke maatregelen kunnen bijvoorbeeld inhouden dat de toegang van die consument tot een basisbetaalrekening voor een bepaalde periode wordt beperkt. Daarnaast kunnen er gevallen zijn waarvoor de voorafgaande weigering van een betaalrekening nodig kan zijn om na te gaan of consumenten in aanmerking zouden komen voor een betaalrekening tegen voordeliger voorwaarden. In dit geval moet de kredietinstelling de consument laten weten dat indien een in deze richtlijn bedoelde betaalrekening waarvoor een vergoeding wordt gevraagd, wordt geweigerd, hij gebruik kan maken van een specifiek mechanisme om toegang te krijgen tot een basisbetaalrekening waarvoor geen vergoeding wordt gevraagd. Beide bijkomende gevallen moeten echter beperkt blijven, specifiek zijn en berusten op nauwkeurig afgebakende nationale wettelijke bepalingen. Wanneer de lidstaten bijkomende gevallen bepalen waarin kredietinstelling een betaalrekening aan een consument mogen weigeren, moeten zij onder meer de openbare veiligheid of de openbare orde als reden kunnen aanvoeren.
(…)
Artikel 16
Recht op toegang op een basisbetaalrekening
1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle kredietinstellingen of een voldoende aantal kredietinstellingen aan de consumenten betaalrekeningen met basisfuncties aanbieden zodat de toegang daartoe voor alle consumenten op hun grondgebied gewaarborgd is en concurrentievervalsing wordt voorkomen. De lidstaten zorgen ervoor dat betaalrekeningen met basisfuncties niet enkel worden aangeboden door kredietinstellingen die de betaalrekeningen alleen via hun internetplatform aanbieden.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat legaal in de Unie verblijvende consumenten, met inbegrip van consumenten zonder vast adres en asielzoekers, alsmede consumenten die geen verblijfsvergunning hebben maar die om wettelijke of feitelijke redenen niet kunnen worden uitgewezen, het recht hebben een basisbetaalrekening te openen en te gebruiken bij op hun grondgebied gevestigde kredietinstellingen. Dit recht is van toepassing ongeacht de verblijfplaats van de consument. De lidstaten kunnen, met volledige inachtneming van de in de Verdragen gewaarborgde fundamentele vrijheden, van consumenten die op hun grondgebied een basisbetaalrekening wensen te openen, verlangen dat zij aantonen daarbij werkelijk belang te hebben. De lidstaten zorgen ervoor dat de uitoefening van het recht niet te moeilijk of belastend wordt gemaakt voor de consument.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat kredietinstellingen die betaalrekeningen met basisfuncties aanbieden, onverwijld en uiterlijk binnen tien werkdagen na ontvangst van een volledige aanvraag, een verzoek van een consument om toegang tot een basisbetaalrekening weigeren dan wel de basisbetaalrekening openen.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat kredietinstellingen een aanvraag voor toegang tot een basisbetaalrekening weigeren indien de opening van een dergelijke rekening zou resulteren in schending van de bepalingen betreffende het voorkomen van het witwassen van geld en de bestrijding van financiering van terrorisme van Richtlijn 2005/60/EG.
5. De lidstaten kunnen kredietinstellingen die betaalrekeningen met basisfuncties aanbieden, toestaan een aanvraag voor deze rekening te weigeren indien een consument reeds een betaalrekening bij een op hun grondgebied gevestigde kredietinstelling aanhoudt, waarmee hij gebruik kan maken van de in artikel 17, lid 1, vermelde diensten, tenzij een consument verklaart ervan in kennis te zijn gesteld dat een betaalrekening zal worden opgeheven. De kredietinstelling kan in zulke gevallen, alvorens een basisbetaalrekening te openen, nagaan of de consument al dan niet een betaalrekening aanhoudt bij een in dezelfde lidstaat gevestigde kredietinstelling die consumenten de mogelijkheid biedt gebruik te maken van de in artikel 17, lid 1, bedoelde diensten. De kredietinstellingen kunnen zich verlaten op een te dien einde door de consument ondertekende verklaring op erewoord.
6. De lidstaten kunnen in beperkte mate specifieke bijkomende gevallen vaststellen waarin kredietinstellingen een aanvraag voor een basisbetaalrekening moeten of kunnen weigeren. Die gevallen berusten op bepalingen van intern recht die op hun grondgebied toepasselijk zijn en strekken ertoe hetzij de kosteloze toegang van de consument tot een basisbetaalrekening uit hoofde van het mechanisme van artikel 25 te faciliteren, hetzij te voorkomen dat consumenten misbruik maken van hun recht op toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties.
7. De lidstaten zorgen ervoor dat in de in leden 4 tot en met 6 bedoelde gevallen de kredietinstelling de consument onmiddellijk na haar beslissing schriftelijk en kosteloos in kennis stelt van de weigering en de specifieke weigeringsgrond, tenzij zulks strijdig zou zijn met de doelstellingen van nationale veiligheid of openbare orde, of met Richtlijn 2005/60/EG. In geval van weigering stelt de kredietinstelling de consument in kennis van de procedure voor het indienen van een klacht, en van zijn recht om contact op te nemen met de in artikel 21 bedoelde betrokken bevoegde autoriteit en met de aangewezen instantie voor alternatieve geschillenbeslechting, alsmede van hun contactgegevens.
8. De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietinstelling in gevallen als bedoeld in lid 4 passende maatregelen neemt overeenkomstig hoofdstuk III van Richtlijn 2005/60/EG.
9. De lidstaten zorgen ervoor dat toegang tot een basisbetaalrekening niet afhankelijk wordt gesteld van de aankoop van bijkomende diensten of van aandelen van de kredietinstelling, tenzij laatstgenoemde voorwaarde een voorwaarde is die geldt voor alle klanten van de kredietinstelling.
10. De lidstaten worden geacht te voldoen aan de verplichtingen van hoofdstuk IV wanneer een bestaand bindend kader de volledige toepassing ervan op een voldoende duidelijke en nauwkeurige wijze waarborgt, zodat de betrokken personen zich van de volle omvang van hun rechten kunnen vergewissen en ze voor de nationale rechtbanken te kunnen laten gelden.”
Bijlage 9
Wet op het financieel toezicht (Wft)
“Artikel 3:10
1. Een afwikkelonderneming, betaalinstelling, clearinginstelling, elektronischgeldinstelling, entiteit voor risico-acceptatie, bank, kredietunie, premiepensioeninstelling, verzekeraar of wisselinstelling met zetel in Nederland voert een adequaat beleid dat een integere uitoefening van haar onderscheidenlijk zijn bedrijf waarborgt. Hieronder wordt verstaan dat:
a. belangenverstrengeling wordt tegengegaan;
b. wordt tegengegaan dat de financiële onderneming of haar werknemers strafbare feiten of andere wetsovertredingen begaan die het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kunnen schaden;
c. wordt tegengegaan dat wegens haar cliënten het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kan worden geschaad; en
d. wordt tegengegaan dat andere handelingen door de financiële onderneming of haar werknemers worden verricht die op een dusdanige wijze ingaan tegen hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, dat hierdoor het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten ernstig kan worden geschaad.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de minimumvoorwaarden waaraan het beleid, bedoeld in het eerste lid, moet voldoen.
3. Een financiële onderneming als bedoeld in het eerste lid verstrekt aan de Nederlandsche Bank bij algemene maatregel van bestuur te bepalen informatie over incidenten die verband houden met de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid.
4. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het op grond van het tweede lid bepaalde indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.
§ 4.3.1.8. Basisbankrekening
Artikel 4:71f
1. Een bank die in Nederland betaalrekeningen aan consumenten aanbiedt, stelt consumenten die rechtmatig in de Europese Unie verblijven op verzoek in de gelegenheid een basisbetaalrekening in euro’s aan te vragen en te gebruiken, ongeacht de nationaliteit of woonplaats van de consument en ongeacht enige andere grond als bedoeld in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
2. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder consumenten die rechtmatig in de Europese Unie verblijven mede verstaan consumenten die in de Europese Unie verblijven en die geen vast adres hebben dan wel in afwachting zijn van de beslissing op een asielaanvraag of die om wettelijke of feitelijke redenen niet kunnen worden uitgezet.
3. Een basisbetaalrekening omvat de diensten, genoemd in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn betaalrekeningen, voor zover de aangezochte bank die diensten ook aanbiedt aan consumenten die een andere betaalrekening dan een basisbetaalrekening aanhouden bij de betreffende bank.
4. De bank opent een basisbetaalrekening uiterlijk tien werkdagen na ontvangst van de volledige aanvraag, tenzij een of meer van de weigeringsgronden, bedoeld in artikel 4:71g van toepassing zijn.
5. De bank verplicht de aanvrager bij het openen van een basisbetaalrekening niet tot het afnemen van andere diensten of producten, tenzij het gaat om de verplichting tot het deelnemen in het eigen vermogen van de betreffende bank en de bank alle consumenten hiertoe verplicht bij het openen van een betaalrekening.
6. De bank biedt de diensten, bedoeld in het derde lid, kosteloos of tegen een redelijke vergoeding aan. De bank brengt niet meer dan een redelijke vergoeding in rekening bij de consument in geval van niet-nakoming van de verbintenissen uit hoofde van de raamovereenkomst voor betaaldiensten.
7. Het is een bank als bedoeld in het eerste lid niet toegestaan om basisbetaalrekeningen uitsluitend via internet aan te bieden.
Artikel 4:71g
1. Een bank weigert een basisbetaalrekening te openen, indien de bank bij het openen daarvan niet kan voldoen aan de bij of krachtens de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme gestelde eisen.
2. Een bank mag voorts het openen van een basisbetaalrekening weigeren indien de aanvrager:
a. niet kan aantonen een werkelijk belang te hebben bij het openen van een basisbetaalrekening in Nederland;
b. bij een in Nederland gevestigde bank een aanvraag voor een basisbetaalrekening heeft lopen of reeds een betaalrekening aanhoudt bij een andere in Nederland gevestigde bank, waarmee hij gebruik kan maken van de diensten, genoemd in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn betaalrekeningen, tenzij de aanvrager verklaart ervan in kennis te zijn gesteld dat die betaalrekening zal worden opgeheven;
c. minder dan acht jaar geleden onherroepelijk is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in de artikelen 225, 227a, 326, 341, 420 bis of 420 ter van het Wetboek van strafrecht;
d. een basisbetaalrekening had die op grond van artikel 4:71i, eerste lid, onderdeel f, minder dan twee jaar geleden is beëindigd; of
e. weigert om desgevraagd de in het derde lid bedoelde verklaring te ondertekenen.
3. Het is de bank toegestaan om, alvorens een basisbetaalrekening te openen, bij andere in Nederland gevestigde banken na te gaan of de aanvrager aldaar reeds een betaalrekening aanhoudt of heeft aangevraagd. De bank mag de aanvrager verzoeken om een verklaring te ondertekenen waaruit blijkt dat hij geen andere betaalrekening aanhoudt of heeft aangevraagd bij een in Nederland gevestigde bank.”
Bijlage 10
Leidraad FATCA / CRS met technische toelichting bij de NL IGA en de CRS-wetgeving
“De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit geeft een nadere invulling aan de toepassing van de NL IGA en de CRS-regelgeving en bevat antwoorden op de in de praktijk gerezen vragen. (…)
(…) De extraterritoriale werking van de FATCA was voor de Nederlandse regering aanleiding om de NLA IGA te sluiten met de VS om die informatieverstrekking door FI’s van financiële gegevens tussen Nederland en de VS mogelijk en verplicht te maken. (…)
In de NL IGA zijn Nederland en de VS overeengekomen dat op wederkerige basis inlichtingen over Amerikaanse respectievelijk Nederlandse belastingplichtigen door de Belastingdienst en de IRS zullen worden gerapporteerd. De WIB en de Belastingwet BES bevatten bepalingen die strekken tot uitvoering van onder meer verdragen tot het verlenen van wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen. (…) Om de gegevensuitwisseling op grond van de NL IGA mogelijk te maken, worden in het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij heffing van belastingen (UB WIB) en het Uitvoeringsbesluit Belastingwet BES (UB Belastingwet BES) de Nederlandse FI’s die worden omschreven in de NL IGA aangewezen als administratieplichtigen.
(…)
1.16. Gevolgen als FI geen ingevuld self certification-formulier verkrijgt
Sectie IV.A van de CRS en onderdeel III.B van Bijlage 1 bij de NL IGA vereisen dat een FI bij de opening van een nieuwe rekening van een natuurlijk persoon een ingevuld self certification-formulier van haar rekeninghouder verkrijgt om vast te stellen of de rekeninghouder fiscaal inwoner is van een deelnemend rechtsgebied voor de CRS (en voor de NL IGA een staatsburger of fiscaal inwoner is van de VS). Als de FI binnen 90 dagen na het openen van de rekening of het afsluiten van de verzekering nog geen ingevuld self certification-formulier heeft verkregen op grond waarvan is vast te stellen of de rekening gerapporteerd moet worden of niet, dan dient de FI de nieuwe rekening te sluiten (of onbruikbaar te maken totdat het self-certification-formulier ontvangen is) of de verzekering te annuleren.
(Sectie IV.A van de CRS en onderdeel III.B van Bijlage 1 van de NL IGA)
2.2. Het begrip ‘Amerikaans persoon’ in relatie tot Amerikaanse territoria
In artikel 1, eerste lid, onderdeel ee, van de NL IGA wordt het begrip ‘Amerikaans persoon ‘(‘U.S. Person’) gedefinieerd. Een natuurlijk persoon die geboren is in een van de Amerikaans territoria is Amerikaans staatsburger en dus een Amerikaans persoon, (…)
2.3. Geldigheidsduur van de (W8- en W9-, self certification-)formulieren
(…)
• Na 1 januari 2020 dient dus elk self certification-formulier W8- en W9-formulier van een Amerikaanse persoon voorzien te zijn van een US TIN, ook wanneer daarin al – in plaats van een US TIN – een geboortedatum was opgenomen.
Met ingang van 1 januari 2020 moet elke US person, dus ook de houders van een bestaande rekening, over een US TIN beschikken en dit hebben doorgegeven aan de betrokken Fl.
(…) Indien de FI niet in staat is een geldige verklaring van de rekeninghouder te verkrijgen, dient zij de rekening te behandelen als een Amerikaanse te rapporteren rekening. Dat betekent dus rapportage van de rekening zij het in dit geval zonder US TIN. De FI zou er ook voor kunnen kiezen als zij niet binnen 90 dagen na uitreiking van het formulier een volledig ingevuld self certification-formulier heeft verkregen op grond waarvan is vast te stellen of de rekening gerapporteerd moet worden of niet de rekening te sluiten of onbruikbaar te maken totdat het self-certification-formulier ontvangen is (…)”
Bijlage 11
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)
“Artikel 5
(…)
3 Indien een instelling met betrekking tot een zakelijke relatie niet kan voldoen aan artikel 3, eerste tot en met vierde en veertiende lid, onderdeel a, beëindigt de instelling die zakelijke relatie.
Artikel 3
1. Een instelling verricht ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme cliëntenonderzoek.
2. Het cliëntenonderzoek stelt de instelling in staat om:
a. de cliënt te identificeren en diens identiteit te verifiëren;
b. de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt te identificeren en redelijke maatregelen te nemen om zijn identiteit te verifiëren, indien de cliënt een rechtspersoon is, redelijke maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt, en indien de uiteindelijk belanghebbende lid is van het hoger leidinggevend personeel, noodzakelijke redelijke maatregelen te nemen om de identiteit te verifiëren van de natuurlijke persoon die lid is van het hoger leidinggevend personeel, waarbij de genomen maatregelen en de ondervonden moeilijkheden tijdens het verificatieproces worden vastgelegd;
c. het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vast te stellen;
d. een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties uit te oefenen, teneinde te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van de cliënt en diens risicoprofiel, met zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden;
e. vast te stellen of de natuurlijke persoon die de cliënt vertegenwoordigt daartoe bevoegd is en in voorkomend geval de natuurlijke persoon te identificeren en diens identiteit te verifiëren;
f. redelijke maatregelen te nemen om te verifiëren of de cliënt ten behoeve van zichzelf optreedt dan wel ten behoeve van een derde.
3. Indien een cliënt handelt als trustee van een trust of ten behoeve van een andere juridische constructie strekt het in het eerste lid bedoelde cliëntenonderzoek zich tevens uit tot de trust of juridische constructie, met overeenkomstige toepassing van de maatregelen, bedoeld in het tweede lid. Het cliëntenonderzoek stelt de instelling in dat geval eveneens in staat om vast te stellen of de cliënt bevoegd is op te treden als trustee van een trust of ten behoeve van een andere juridische constructie.
4. Indien een cliënt optreedt als vennoot van een personenvennootschap strekt het in het eerste lid bedoelde cliëntenonderzoek zich tevens uit tot de personenvennootschap, met overeenkomstige toepassing van de maatregelen, bedoeld in het tweede lid. Het cliëntenonderzoek stelt de instelling in dat geval eveneens in staat om vast te stellen of de natuurlijke persoon die de vennoten in de personenvennootschap vertegenwoordigt daartoe bevoegd is en, in voorkomend geval, om die persoon te identificeren en diens identiteit te verifiëren.
(…)”
Bijlage 12
Beantwoording Kamervragen over uitwerking FATCA (18 maart 2019)
“1
(…) Banken hebben immers de verplichting om gegevens te verzamelen over alle US Persons die een rekening bij deze bank aanhouden. De IRS stelt op zijn website expliciet dat indien een US Person het US TIN niet verstrekt, dit ertoe kan leiden dat de (niet-Amerikaanse) bank niet langer bankdiensten kan verlenen. (…) Anderzijds moeten banken voldoen aan Nederlandse regelgeving (op grond van een geïmplementeerde Europese richtlijn) op het gebied van basisbetaalrekeningen. Op grond hiervan zijn banken in Nederland – kort samengevat – verplicht om een basisbetaalrekening aan te bieden, tenzij er een weigeringsgrond van toepassing is. Een basisbetaalrekening is – kort gezegd – een betaalrekening waarbij geen debetstand mogelijk is. Het enkel ontbreken van een US TIN/SSN vormt voor de toepassing van deze wetgeving geen weigeringsgrond en kan daarmee geen aanleiding zijn om een basisbetaalrekening te weigeren of op te zeggen (…).
9
(…) Als een US Person niet beschikt over een US TIN/SSN is, kan dat voor een bank een aanleiding zijn om dienstverlening te weigeren of beëindigen. Een bank zal zich daarbij wel altijd moeten houden aan de regels omtrent de basisbetaalrekening (zie antwoord op vraag 6 en 12). (…)
6 en 12
In de eerste plaats is het in beginsel aan banken om te bepalen welke klantengroepen zij willen bedienen en dus met welke klanten zij een relatie willen aangaan. In dat kader mogen banken zelf bepalen of zij een betaalrekening met een bepaalde rekeninghouder al dan niet willen voortzetten, mits banken zich daarbij houden aan de geldende wet- en regelgeving.
In 2016 zijn bepalingen over de toegang tot een basisbetaalrekeningen opgenomen in de Wet op het financieel toezicht (Wft). Dit betreft implementatie van regels uit de Richtlijn betaalrekeningen (PAD). Op grond hiervan zijn banken in Nederland – kort samengevat – verplicht om op aanvraag een basisbetaalrekening te openen, tenzij er een weigeringsgrond van toepassing is. Deze weigeringsgronden worden expliciet – en limitatief – genoemd in de Wft. Een bank weigert bijvoorbeeld een verzoek om een basisbetaalrekening te openen indien niet wordt voldaan aan de bij of krachtens de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) gestelde eisen. Ook een bestaande rekening kan worden opgezegd als niet wordt voldaan aan de eisen uit de Wwft. Een voorbeeld hiervan is als er sprake is van een (hoog) risico op witwassen en/of belastingontduiking. Het enkel ontbreken van een US TIN/SSN zal op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat een rekeninghouder een hoog risico vormt in de zin van de Wwft, op grond waarvan een basisbetaalrekening zou moeten worden geweigerd of een bestaande betaalrekening zou moeten worden beëindigd vanwege het niet voldoen aan de eisen van de Wwft. Hierbij moet een bank in een individueel geval aantonen dat er sprake is van opzettelijk witwassen en/of belastingontduiking. Gelet hierop zijn banken op grond van de Wft verplicht om – op aanvraag – een basisbetaalrekening te openen voor een US Person die niet beschikt over een US TIN/SSN, als geen sprake is van een weigeringsgrond. Indien het huidige overgangsrecht niet wordt verlengd, kan de IRS banken die niet van iedere Amerikaanse rekeninghouder een US TIN/SSN rapporteren niet compliant verklaren. Deze situatie is niet uniek voor Nederland; in elke lidstaat doet deze situatie zich voor. Er is echter een lange weg te gaan voordat de IRS een Nederlandse bank definitief als significant niet compliant zal aanmerken. Hiervoor moet sprake zijn van significante tekortkomingen van de Nederlandse bank. Ook krijgt een Nederlandse bank op grond van de FATCA IGA een periode van 18 maanden om eventuele tekortkomingen te herstellen. Ik acht het – zeker in dit stadium – niet voor de hand liggen dat een Nederlandse bank als ‘significant niet compliant’ wordt verklaard. Nederlandse banken rapporteren bij 60% van hun Amerikaanse bankrekeningen een Amerikaanse US TIN/SSN en leveren forse inspanningen om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit FATCA en de IGA (zie ook antwoord op vraag 10).”
Bijlage 13
Besluit van 23 juni 2020, nr. 2020-115390, Leidraad FATCA / CRS met technische toelichting bij de NL IGA en de CRS-wetgeving (Besluit van 23 juni 2020, nr. 2020-115390).
“De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit vervangt het besluit van 14 januari 2016, DGBel 2016/48, Stcrt. 2016, nr. 2236, laatstelijk gewijzigd op 13 maart 2018, nr. 2018-0000032039, Stcrt. 2018, nr. 16183. Het besluit van 14 januari 2016 wordt met dit besluit geactualiseerd en aangevuld met beleidsstandpunten zoals die waren opgenomen in het Vraag en antwoordbesluit CRS/FATCA van 13 maart 2018, nr. 2018-0000032038, Stcrt. 2018, nr. 16187, waarmee dit besluit vervalt. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele antwoorden af te stemmen met de FAQ’s van de OESO. Tevens wordt ingegaan op de versoepelde aangifte bij opzegging van de Amerikaanse nationaliteit, gepubliceerd door de IRS in september 2019.
…
1.19. Gevolgen als FI geen ingevuld self certification-formulier verkrijgt
Een FI moet bij de opening van een nieuwe rekening van een natuurlijk persoon een compleet ingevuld self certification-formulier van haar rekeninghouder verkrijgen. Hiermee kan de FI vaststellen of de rekeninghouder fiscaal inwoner is van een deelnemend rechtsgebied voor de CRS (en voor de NL IGA een staatsburger of fiscaal inwoner is van de VS) (Sectie IV.A CRS en onderdeel III.B van Bijlage 1 bij de NL IGA). Uitsluitend in het geval validatie van een self certification-formulier een day-two procedure is, kan een nieuwe rekening geopend worden in afwachting van de uitkomst van de validatie. Hiervoor mag maximaal 90 dagen de tijd worden genomen. In een beperkt aantal gevallen is het echter als gevolg van de specifieke kenmerken van een bedrijfssector niet mogelijk een self certification-formulier te verkrijgen bij de opening van een rekening. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij overdracht van een verzekeringscontract of het verwerven van aandelen in een investeringsfonds op de secundaire markt. In dat geval moet het self certification-formulier zo snel mogelijk worden verkregen en gevalideerd en in ieder geval binnen een periode van 90 dagen. Indien geen geldig self certification-formulier is ontvangen, dient de rekening uiterlijk na 90 dagen te worden gesloten of onbruikbaar te worden gemaakt.
(Sectie IV.A van de CRS, FAQ 22 (sectie II-VII) en onderdeel III.B van Bijlage 1 NL IGA.)
(…)
2.4. Basisbetaalrekening
Op basis van de Europese richtlijn betaalrekeningen15, voor Nederland in wetgeving verankerd in de Wft, hebben consumenten (natuurlijke personen) in de Europese Unie (EU) het recht om een basisbetaalrekening te openen en te gebruiken. Een basisbetaalrekening is een rekening waarop geen debetstand mogelijk is. Banken zijn verplicht om op aanvraag een basisbetaalrekening te openen tenzij er een weigeringsgrond van toepassing is (artikel 4:71f Wft). Het enkel ontbreken van een US TIN is geen weigeringsgrond in de zin van artikel 4:71f Wft. In algemene zin kan een FI in een individueel geval het openen van een basisbetaalrekening weigeren, of kan zij een bestaande betaalrekening sluiten, indien zij kan aantonen dat er sprake is van opzettelijk witwassen en/of belastingontduiking. Bij afwezigheid van een weigeringsgrond is een FI dus verplicht om – op aanvraag – een basisbetaalrekening te openen voor een US Person die niet beschikt over een US TIN.16 Zie ook artikel 4:71i, Wft waarin de voorwaarden staan waarop de bank de toegang tot een basisbetaalrekening kan beëindigen en waarin het vereiste staat dat de rekeninghouder daarvan in kennis wordt gesteld.”
Bijlage 14
Convenant inzake een Pakket Primaire Betaaldiensten (Convenant Basisbetaalrekening)
1. Een pakket primaire betaaldiensten
Het onder dit convenant aangeboden pakket primaire betaaldiensten is een particulier betaalrekeningpakket. Op de betaalrekening kunnen de belangrijkste inkomsten (loon, sociale uitkeringen, pensioen, etc.) worden ontvangen, ongeacht de periodiciteit of het bedrag. De bank stelt het toekennen van het pakket primaire betaaldiensten niet afhankelijk van de afname van andere bankdiensten.
Voor een persoon die over regelmatige inkomsten beschikt, kan, voor zover deze niet met een erkende hulpverleningsinstantie een beheerovereenkomst of budgetteringsregeling heeft getroffen, als voorwaarde voor toekenning worden gesteld dat deze inkomsten op de betreffende betaalrekening worden geboekt. Het pakket primaire betaaldiensten is onderworpen aan de Algemene Bankvoorwaarden en aan andere op het pakket van toepassing zijnde bankspecifieke voorwaarden, voor zover daarin niet wordt afgeweken van dit Convenant.
(…)
4. Weigering, blokkering, opzegging en opzegtermijn
4.1 Weigering
De bank mag een aanvraag weigeren vanwege negatieve antecedenten van de aanvrager, bijvoorbeeld als haar bekend is dat de aanvrager is of was betrokken bij oplichting, misbruik van vertrouwen, bedrieglijke bankbreuk, valsheid in geschrifte, witwassen van geld en/ of fraude, tenzij de aanvraag via een erkende hulpverleningsinstantie wordt gedaan die vermeld staat op www.basisbankrekening.nl. In dat geval dient de betaalrekening door de hulpverleningsinstantie te worden beheerd. De Uitvoeringsinstructie behorende bij dit Convenant gaat bij artikel 11 nader in op wat rekeningbeheer onder dit Convenant kan betekenen. De bank kan kwaliteitseisen stellen aan dat beheer.
(…)”