Kifid: consumenten afdoende geïnformeerd en geadviseerd door verzekeringstussenpersoon
Geplaatst op
27 maart 2020In de categorie
UitspraakRecent heeft de Geschillencommissie van Kifid uitspraak gedaan in een aantal klachten over beleggingsverzekeringen gericht tegen de verzekeringstussenpersoon. In deze klachtzaken draait het om de zorgplicht en de informatieplicht van de verzekeringstussenpersoon. De Geschillencommissie oordeelt in deze klachtzaken dat de Rabobank heeft gedaan wat verwacht mag worden van een redelijk handelend en deskundig verzekeringstussenpersoon.
De vier consumenten hebben ieder door middel van advisering en bemiddeling van de Rabobank als verzekeringstussenpersoon een beleggingsverzekering afgesloten. Het gaat in deze klachtzaken om het zogenoemde Cumulent Belastingvrij Kapitaal Plan, het Cumulent Totaal Plan en de OpMaat Verzekering. In deze beleggingsverzekeringen vindt kapitaalopbouw plaats op basis van beleggen. Daarnaast is het risico van overlijden voor de einddatum van de verzekering meeverzekerd. Inmiddels hebben twee beleggingsverzekeringen op de einddatum geleid tot uitkering en twee beleggingsverzekeringen zijn voortijdig afgekocht.
Informatieplicht
Alle betrokken consumenten vinden dat de bank hen onvoldoende heeft geïnformeerd bij het aangaan en/of gedurende de looptijd van de beleggingsverzekeringen. De consumenten vinden dat de bank geen passend advies heeft gegeven. De Geschillencommissie komt op basis van de feiten tot een andere conclusie. De betrokken consumenten hebben allemaal vooraf of bij het afsluiten van de beleggingsverzekering productinformatie ontvangen, zoals een aanvraagformulier, een polis en de voorwaarden. Op grond van deze productinformatie hadden consumenten kunnen en moeten weten dat zij een beleggingsverzekering afsloten en dat daaraan een beleggingsrisico was verbonden.
Zorgplicht
De verzekeringstussenpersoon heeft een zorgplicht. Het uitgangspunt is dat een tussenpersoon beschikt over de nodige deskundigheid en vakkennis, dat hij de financiële belangen van zijn klanten behartigt en dat hij zorgvuldig adviseert, aldus de Geschillencommissie. Die zorgplicht geldt niet alleen bij het sluiten van de overeenkomst, maar ook gedurende de looptijd. Krijgt een verzekeringstussenpersoon gedurende de looptijd van een verzekering kennis van zaken, die mogelijk vragen om aanpassing van de verzekering, dan mag de verzekeringstussenpersoon in beginsel niet stil blijven zitten. Immers, een verzekeringstussenpersoon moet waken voor de belangen van zijn klanten, van wie hij verzekeringen in portefeuille heeft. Daar hoort ook bij dat de verzekeringstussenpersoon de verzekeringnemer tijdig wijst op mogelijke gevolgen van nieuwe feiten of ontwikkelingen voor de verzekering. In deze klachtzaken concludeert de Geschillencommissie dat de bank die zorgplicht niet heeft geschonden. De bank heeft, voor zover van toepassing, de consumenten geïnformeerd over belangrijke veranderingen in wet- en regelgeving. Verder hebben de consumenten jaarlijks waardeoverzichten ontvangen van de verzekeraar.
Passend advies
De consumenten klagen ook over (het gebrek aan) advisering door de verzekeringstussenpersoon bij het afsluiten en gedurende de looptijd van de verzekeringen. De Geschillencommissie concludeert dat de bank niet tekort is geschoten in de advisering. Twee consumenten zijn gedurende de looptijd door de bank uitgenodigd voor een gesprek om na te gaan of de verzekering nog passend was. De betrokken consumenten hebben hier geen gebruik van gemaakt. Eventuele negatieve gevolgen zijn dan voor rekening van betrokken consument. Dat geldt ook voor de keuze van een consument om gedurende de looptijd de beleggingsmix aan te passen. Dat is uiteindelijk zijn eigen keuze. De gevolgen hiervan, zowel positief als negatief, komen in principe voor rekening van de consument.
In alle vier de uitspraken oordeelt de Geschillencommissie dat de bank als verzekeringstussenpersoon heeft gedaan wat van hem verwacht mag worden. Er is geen sprake van schending van de zorg- en informatieplicht. Voor vergoeding van enige schade aan de consument bestaat geen grond.
De uitspraken GC 2020-230, GC 2020-231 en GC 2020-251 en GC 2020-261 over de klachten tegen Rabobank zijn bindend.