Kifid geeft nadere duiding aan AFM-Leidraad: ‘klasse’ maatgevend voor consistent toepassen van op- en afslagen
Geplaatst op
7 augustus 2019In de categorie
UitspraakWanneer consumenten tussentijds hun hypotheek oversluiten of rentetarief aanpassen, vraagt de bank een vergoeding voor haar financiële nadeel. Voor de berekening van deze zogenoemde boeterente houden banken zich aan de Leidraad van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Deze stelt onder meer dat op- en afslagen in de contractrente en de vergelijkingsrente consistent moeten worden toegepast. Volgens de Geschillencommissie van Kifid betekent dit dat de klasse waarop de hoogte van de op- en afslagen is gebaseerd consistent moet worden toegepast. De hoogte van de op- en afslagen in de contractrente en de vergelijkingsrente zou hierdoor kunnen afwijken. Dit blijkt uit twee vandaag gepubliceerde uitspraken. De Geschillencommissie geeft hiermee een nadere uitleg aan de Leidraad van de AFM, die op het punt van het consistent toepassen van op- en afslagen door banken verschillend wordt uitgelegd.
De Geschillencommissie heeft zich onlangs opnieuw uitgesproken over klachten van consumenten over de in rekening gebrachte boeterente. Beide consumenten hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid de rente op hun aflossingsvrije hypotheek tussentijds te wijzigen. Zij vinden dat hun bank, respectievelijk ING en Van Lanschot, voor de tussentijdse rentewijziging een te hoge vergoeding in rekening heeft gebracht.
Beide banken gaan voor de berekening van de vergoeding bij een tussentijdse rentewijziging uit van de AFM-Leidraad. In beginsel is deze Leidraad alleen van toepassing bij daadwerkelijk vervroegd aflossen en niet bij een tussentijdse rentewijziging. Beide banken hebben voor de berekening van de vergoeding bij tussentijdse rentewijziging de Leidraad echter wel gebruikt en onderschreven. Daarom heeft de Geschillencommissie beide klachten aan de hand van de Leidraad beoordeeld. In de kern komt het erop neer dat de bank geen hogere vergoeding in rekening mag brengen dan haar financiële nadeel.
Verschil in uitleg
De Leidraad stelt dat banken voor een boeterenteberekening op- en afslagen consistent moeten toepassen. De praktijk leert dat dit door consumenten en banken verschillend wordt uitgelegd. Van Lanschot gaat voor zijn berekening uit van het consistent toepassen van de hoogte van op- en afslagen. Zij laten de op- en afslagen buiten beschouwing. Het opslag- of afslagpercentage in de contractrente en de vergelijkingsrente zijn dan gelijk.
ING gaat voor de boeterenteberekening uit van het consistent toepassen van de klasse waarop een op- of afslag is gebaseerd. Wanneer bij het afsluiten van de hypotheek sprake was van een LTV-klassse (Loan-to-Value klasse) van 100% met een daarbij behorende opslag van 0,2%, dan wordt dit percentage meegenomen in de contractrente. Voor de vergelijkingsrente wordt gerekend met de hoogte van de opslag zoals die geldt voor de LTV-klasse van 100% ten tijde van de tussentijdse rentewijziging (fictieve aflossing). Dus als op dat moment bij een LTV-klasse van 100% gerekend wordt met 0,3% opslag, dan wordt in de vergelijkingsrente ook gerekend met 0,3%. Het opslag- of afslagpercentage in de contractrente kan anders zijn dan in de vergelijkingsrente, omdat de klasse het uitgangspunt is voor consistente toepassing.
‘Klasse’ is maatgevend
De Geschillencommissie zag zich in deze klachtzaken opnieuw gesteld voor de vraag ‘Hoe moeten op- en afslagen consistent worden toegepast volgens de AFM-Leidraad?’. Mede in het licht van het AFM-rapport “Uitkomsten onderzoek naar de vergoeding voor vervroegde aflossing van de hypotheek” concludeert de Geschillencommissie dat bij de berekening van de vergoeding voor vervroegde aflossing de vergelijkingsrente gebaseerd moet zijn op dezelfde klasse als waarop de contractrente is gebaseerd. Hiermee volgt de Geschillencommissie de wijze waarop ING de Leidraad heeft toegepast en komt zij terug op het standpunt uit eerdere uitspraken.
Voor de consument met een tussentijdse rentewijziging bij Van Lanschot betekent dit dat de bank een nieuwe boeterenteberekening moet maken, zo blijkt uit uitspraak GC 2019-550. De bank moet bij de herberekening uitgaan van een vergelijkingsrente die is gebaseerd op de standaardrente, zoals die op het moment van oversluiten gold vermeerderd met een productopslag van op dat moment 0,2%. Voor de consument met een tussentijdse rentewijziging bij ING heeft de bank de boeterente op de juiste manier berekend, zo blijkt uit uitspraak GC 2019-549.
De Geschillencommissie oordeelt dat het belang van beide zaken het rechtvaardigt dat voor zowel consumenten als voor betrokken banken de mogelijkheid voor beroep bij Kifid openstaat.