Kifid: handelsbeperking voor effecten onvoldoende onderbouwd
Geplaatst op
18 maart 2022In de categorie
UitspraakUitzonderlijke omstandigheden kunnen maken dat een effecteninstelling aan haar klanten een handelsbeperking oplegt, ook al is daarvoor geen grond te vinden in de overeenkomst. De effecteninstelling moet zo’n handelsbeperking dan wel gedegen onderbouwen. Dit blijkt uit een vandaag gepubliceerde uitspraak van de Commissie van Beroep van Kifid. In deze zaak heeft de bank aan de klant ten onrechte een handelsbeperkende maatregel opgelegd. Echter, het is niet gebleken dat de consument hiervan financieel nadeel heeft gehad dat in redelijkheid voor rekening van de bank moet komen.
Een consument heeft een effectenrekening bij BinckBank waarmee hij belegt. Hij belegt op basis van execution only en in zijn beleggingsportefeuille heeft hij ook geschreven opties die eindigen op 19 juni 2020. Op 17 april 2020 krijgt de consument bericht dat het met ingang van de dag ervoor niet meer mogelijk is om bepaalde opties te schrijven. De bank wijst op de volatiele markt en de grote verschillen tussen bied- en laatprijzen bij opties en wil de risico’s die dat meebrengt beperken. Deze volatiliteit is het gevolg van de coronacrisis. Als de optieposities van de consument op 19 juni 2020 eindigen, krijgt de consument vanwege de afnameverplichting hiervoor aandelen geleverd. Dit tot ongenoegen van de consument, die zijn oorspronkelijke beleggingstrategie ziet doorkruist. Hij had de posities willen doorrollen, maar dat was onmogelijk vanwege de opgelegde handelsbeperking. De bank en de consument slagen er niet in om samen een oplossing te vinden, waarna de consument zich beklaagt bij Kifid. Hij stelt dat de handelsbeperking ruim 130.000 euro schade tot gevolg heeft gehad en wil dat de bank dit bedrag vergoedt.
In voorwaarden geen grond
De bank vindt de handelsbeperking in deze uitzonderlijke omstandigheden gerechtvaardigd. Daarbij verwijst de bank naar de Basisvoorwaarden voor deze effectenrekening. De Commissie van Beroep ziet dat anders. Zij oordeelt dat uit de voorwaarden niet de bevoegdheid volgt voor de bank om in deze situatie deze handelsbeperkingen in te stellen. De artikelen waar de bank naar verwijst, gaan over andere situaties.
Gedegen onderbouwing nodig
Toch kunnen bepaalde omstandigheden maken dat een effecteninstelling wel bevoegd, of soms zelfs verplicht, is een handelsbeperking in te stellen voor haar klanten, aldus de Commissie van Beroep. De noodzaak voor zo’n ingreep moet de effecteninstelling dan wel gedegen onderbouwen. Immers, de bank wijkt af van de overeengekomen verplichting om een effectenorder die aan de eisen voldoet uit te voeren. De bank heeft meerdere redenen aangevoerd waarom de handelsbeperking noodzakelijk was, maar deze voor de Geschillencommissie en voor de Commissie van Beroep niet met cijfers of stukken kunnen onderbouwen. Ook is niet gebleken van andere beleggingsinstellingen die vergelijkbare handelsbeperkingen hebben opgelegd. Evenmin is informatie overlegd van andere organisaties zoals Euronext of de AFM, waaruit blijkt dat er sprake zou zijn van liquiditeitsproblemen of uitzonderlijke volatiliteit die de maatregelen zouden kunnen rechtvaardigen. Dat brengt de Commissie van Beroep tot de conclusie dat niet is gebleken dat er een noodzaak was voor het opleggen van deze handelsbeperking en dat de bank deze ten onrechte aan deze consument heeft opgelegd.
Schade wel of niet toerekenbaar?
De vraag is vervolgens of de tekortkoming van de bank heeft geleid tot schade voor de consument. De consument is een zeer ervaren en deskundige belegger. De consument had zijn oorspronkelijke beleggingsstrategie kunnen voortzetten door over te stappen naar een andere beleggingsinstelling. De consument heeft ook niet betwist dat het mogelijk was de meeste posities wel door te rollen, zij het met een iets kortere looptijd of een iets andere strike. Kortom, de consument heeft voldoende tijd en mogelijkheden gehad om de door hem gewenste beleggingsstrategie uit te voeren. Daarnaast weegt mee dat de toerekenbare tekortkoming van de bank maar in beperkte mate is te wijten aan de bank. De bank heeft in een periode van grote onzekerheid een handelsbeperking ingesteld ter bescherming van de belangen van haar klanten. Alles overwegend concludeert de Commissie van Beroep dat de door de consument gestelde schade in redelijkheid niet is toe te rekenen aan de bank.
Deze uitspraak CvB 2022-0012 een consument tegen BinckBank is bindend. De uitspraak van de Geschillencommissie blijft overeind, zij het dat de Commissie van Beroep op andere gronden tot haar beslissing is gekomen.