Kifid: opzettelijke misleiding loont niet
Geplaatst op
9 juli 2021In de categorie
UitspraakEen verzekeraar die na een ongeval namens zijn verzekerde aansprakelijkheid erkent voor de schade van de tegenpartij moet de vaststaande schade in beginsel vergoeden, ook als de tegenpartij heeft gefraudeerd. Om de schade aannemelijk te maken is bewijs dat alleen is terug te voeren op verklaringen van de consument als tegenpartij niet voldoende, als is gebleken dat de consument eerder opzettelijk onjuiste informatie heeft gegeven. Dat blijkt uit twee vandaag gepubliceerde uitspraken van de Geschillencommissie Kifid. In beide klachtzaken zijn de consumenten als tegenpartij zogenoemde ‘derde benadeelden’ die de betrokken verzekeraars opzettelijk hebben misleid om zo een (hogere) schadevergoeding te krijgen dan waar zij recht op hadden. De verzekeraars mochten om die reden de persoonsgegevens van de consumenten opnemen in de interne en externe waarschuwingssystemen.
In de ene klachtzaak is de consument, werkzaam als elektricien, zowel in 2016 als in 2018 slachtoffer van een verkeersongeval. Nationale-Nederlanden is voor beide ongevallen de WAM-verzekeraar en erkent in beide zaken de aansprakelijkheid van zijn verzekerden. Tijdens de schadeafhandeling constateert de verzekeraar dat deze consument, de zogenoemd derde-benadeelde, tegenstrijdige verklaringen geeft over zijn letsel. Hij probeert zo een hogere schadevergoeding te krijgen dan waar hij recht op heeft.
In de andere klachtzaak is de consument een scooterrijder die betrokken raakt bij een verkeersongeval. Hier is a.s.r. de WAM-verzekeraar die aansprakelijkheid van zijn verzekerde erkent. Door het ongeval zou de scooterrijder onder meer een lager verdienvermogen hebben. Als tijdens de schadeafhandeling blijkt dat deze consument betrokken is bij meerdere schadeclaims, stelt de verzekeraar een onderzoek in. Daaruit blijkt dat de bij a.s.r. ingediende werkgeversverklaring ook bij andere schadeclaims is ingediend en dan wordt duidelijk dat de werkgeversverklaring vals is.
De misleiding door de betrokken consumenten is voor de afzonderlijke verzekeraars reden om de schaderegeling stop te zetten en de persoonsgegevens voor respectievelijk zes jaar (zaak elektricien) en acht jaar (zaak scooterrijder) op te nemen in de externe waarschuwingsregisters: Incidentenregister en Extern Verwijzingsregister. Van de incidentenregistratie wordt melding gemaakt bij het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (CBV). De verzekeraar in de zaak van de scooterrijder registreert de persoonsgegevens van de consument ook intern in de Gebeurtenissenadministratie en het Intern Verwijzingsregister. Daarnaast willen de verzekeraars de onderzoekskosten en voor zover van toepassing de buitengerechtelijke kosten en advocaatkosten verhalen op de betrokken consumenten.
Opzettelijke misleiding
In beide klachtzaken concludeert de Geschillencommissie dat de consumenten de betrokken verzekeraars opzettelijk hebben misleid. De elektricien heeft tegenstrijdig over zijn letsel verklaard. Hij heeft bewust een verkeerde voorstelling van zaken gegeven om meer letselschade te claimen. Ook de scooterrijder heeft verschillende verklaringen afgelegd over het wel of niet verrichten van werkzaamheden sinds het ongeval. Daarnaast is de werkgeversverklaring valselijk opgemaakt. Beide consumenten hebben de betrokken verzekeraars opzettelijk misleid om zo een (hogere) schadevergoeding te krijgen terwijl zij daar geen recht op hebben. Deze fraude rechtvaardigt dat de verzekeraar de persoonsgegevens van de betrokken consument mag opnemen in genoemde waarschuwingssystemen. De Geschillencommissie concludeert dat de door de verzekeraars vastgestelde registratieduur in beide zaken proportioneel is. Er zijn door de consumenten geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die aanleiding geven voor kortere registraties.
Vaststaande schade en smartengeld
Is er sprake van een zwaardere verdenking dan een vermoeden van fraude door de derde-benadeelde, dan zal de verzekeraar de schade die wel vaststaat in beginsel toch moeten vergoeden. Ook kan er recht bestaan op smartengeld. In de zaak van de elektricien is het duidelijk dat de man door het eerste verkeersongeval knieklachten heeft gekregen. Volgens de wet geeft dit de consument recht op smartengeld. De Geschillencommissie heeft dit naar billijkheid en rekening houdend met alle omstandigheden voor deze consument begroot op 10.000 euro. De verzekeraar moet dit bedrag alsnog aan de consument vergoeden, evenals de door een expert vastgestelde autoschade van 2.045 euro die door het tweede ongeluk is veroorzaakt. De consument claimt echter meer schade, waaronder psychische schade. De Geschillencommissie oordeelt dat deze schade onvoldoende aannemelijk is geworden, omdat de stukken van de huisarts en de psycholoog zijn gebaseerd op verklaringen van de consument, die eerder al opzettelijk onjuiste informatie heeft gegeven. De Geschillencommissie vindt de verklaringen van de consument door de fraude niet geloofwaardig.
Wat het recht op schadevergoeding betreft volgt de Geschillencommissie in de zaak van de scooterrijder eenzelfde redenering. De scooterrijder heeft geen recht op het voorschot dat hij heeft ontvangen. Het voorschot is namelijk uitgekeerd op basis van de verklaring van de scooterrijder zelf dat hij schade heeft geleden, terwijl de Geschillencommissie oordeelt dat hij bewust onjuiste informatie aan de verzekeraar heeft gegeven. De verklaring van de scooterrijder is daardoor onvoldoende als bewijs. Andere objectieve gegevens waaruit blijkt dat de scooterrijder wel degelijk schade heeft geleden, zijn er niet.
Onderzoeks- en buitengerechtelijke kosten
Verder heeft de Geschillencommissie in beide zaken ook beoordeeld of de verzekeraars kosten op de tegenpartij, de derde-benadeelden, mogen verhalen omdat zij hebben gefraudeerd. De kosten bestaan uit onderzoekskosten, buitengerechtelijke kosten en de advocatenkosten. Het uitgangspunt voor de Geschillencommissie hierbij is dat ‘het opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken geven’ in deze klachtzaken gezien kan worden als een ‘onrechtmatige daad’. In dat geval is een consument wettelijk verplicht de schade te vergoeden die de verzekeraar als gevolg van de misleiding heeft geleden. Hiervoor geldt wel dat de verzekeraar moet aantonen dat die kosten daadwerkelijk zijn gemaakt als gevolg van de aan de consument verweten onrechtmatige daad.
- De uitspraak GC 2021-0483 in een klachtzaak tegen Nationale-Nederlanden is op verzoek van betrokken consument niet-bindend.
- De uitspraak GC 2021-0484 in een klachtzaak van een consument tegen a.s.r. is bindend.